De Indonesische Jeugdbeweging 1908-1945


Diploma Thesis, 1992

41 Pages, Grade: 1


Excerpt

c_1

c_2

c_3

c_4

c_5

c_6

c_7

c_8


Inleiding

 

Bij het lezen van de literatuur over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd viel de rol die de jongeren speelden mij op. De organisatiegraad van deze jongeren, in diverse groepen en eenheden dacht ik te kunnen herleiden tot de invloed die Japan tijdens de bezettingstijd op de jeugd had uitgeoefend. Deze constatering bleek maar op een deel van de waarheid te berusten. Zo kwam ik mij inlezend in het onderwerp, op het ontstaan van de Indonesische jeugdbewe­ging aan het begin van deze eeuw. De vraag die centraal zou staan voor mijn doctoraalscriptie was die naar de rol van de jongeren in het politieke leven in Indonesië. Daar deze formulering wellicht te ruim zou zijn heb ik haar bondiger gemaakt. De uiteindelijke vraag die centraal zal staan in deze scriptie is: ‘In hoeverre is de rol van de jongeren in de beginfase van de onaf­hankelijkheidsstrijd terug te voeren op de invloed van Japan tijdens de bezettingstijd.’

 

Met de beginfase van de onafhankelijkheidsstrijd wordt de Bersiaptijd bedoeld. Voor het antwoord heb ik naast de gelezen literatuur ook archiefonderzoek gedaan. Mijn kennis over de beginperiode van de jeugdbeweging, de jaren 1908-1939 berust vooral op literatuur. In het RIOD-archief, de Indische Afdeling, heb ik mijn kennis over de Japanse bezettingstijd verd­iept. Daarnaast heb ik voor deze periode onderzoek gedaan in het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Naast de haast ontelbare documenten, variërend van vlugschriften tot officiële documenten over de Japanse jeugdorganisaties, heb ik inzage gehad in diverse persoonlijke dagboeken. Deze ego-documenten gaven een zeer persoonlijk beeld van de hardheid van de strijd die na de onafhankelijkheidsverklaring is uitgebroken. Door het grote aantal documen­ten die ik in deze staatsarchieven onder ogen heb gehad was het niet mogelijk naam en toe­naam in de noten te vermelden. Alleen de belangrijkste heb ik vermeld.

 

Inhoudelijk is de scriptie hoofdstuksgewijze ingedeeld in drie onderdelen. In het eerste gedeelte, dat hoofdstuk I omvat, wordt de opkomst van de Nationalistische Beweging ge­schetst. Ook de islamitische groeperingen komen aan de orde, waarbij de door de nationalisten en islamieten opgezette jeugdverenigingen behandeld worden. Binnen het kader van de koloniale samenleving was nationalisme en hervormingsgezindheid aan zeer veel repressie onderhevig. Organisaties van nationalisten werden dan ook vaak verboden. Ook de jeugdgroe­peringen moesten laveren tussen de idealen van hervorming en zelfbestuur van de Indonesiërs en de stringente maatregelen van de Indische regering. De keuze tussen samenwerking met de koloniale regering de z.g.coöperatieve politieke houding en een niet-coöperatieve politieke houding werd eind jaren’20 en begin jaren ‘30 problematisch. Economische crisis en opko­mend fascisme in Europa speelden hierbij een belangrijke rol. Het proces van opkomend nationalisme werd abrupt verstoord door de Japanse verovering van de archipel in 1942. In hoofdstuk II wordt het proces beschreven waarin de Indonesische maatschappij en de politieke organisaties omgevormd werden volgens de Japanse maatstaven. De voorheen nationalistische en islamitische jeugdorganisaties werden veranderd in strak gestroomlijnde massabewegingen. Het ideaal van onafhankelijkheid raakte op de achtergrond, de bijdrage aan de Japanse oor­logsinspanning werd het nieuwe streven.Er vond een militarisering plaats van de jeugdorgani­saties en de politieke partijen werden volgens het model van de corporatieve staat in nieuwe organisaties ondergebracht. Japan controleerde het politieke en economische leven, maar het was aangewezen op de steun van de nationalistische leiders. Deze laatsten koesterden een ander ideaal. Compromissen werden hierover gesloten. Nationalistische leiders bekleedden topfuncties in de grote jeugdorganisaties. Zij mobiliseerden de jongeren voor het Japanse ideaal, maar meer nog voor hun eigen nationalistisch ideaal. Deze dubbele houding zou hen na het einde van de Japanse bezetting door veel jongeren niet in dank worden afgenomen. Ondanks de sterke Japanse repressie ontstonden de ondergrondse, anti-Japanse groepen. Zij worden in hoofdstuk II beschreven. De jongeren die in deze illegale groepen actief waren, wilden zich niet compromitteren aan het Japanse bestuur. Het aantal jongeren dat ondergronds actief was bleef relatief klein. Hun rol verdient het beschreven te worden om het beeld te corrigeren dat de Indonesiërs alleen actief waren in de door Japan opgezette massa-organisa­ties.

 

Met de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 ontstond een tweede breukvlak in de geschiedenis van de Indonesische jeugdbeweging. Het eerste was ontstaan na de Japanse verovering. De jongeren uit de door Japanners in der haast opgeheven Japanse jeugdorganisa­ties hielden congressen. Zij bespraken de toekomst van de jeugdorganisaties en de jeugdbewe­ging in een onafhankelijk Indonesië.

 

In hoofdstuk III komt naast de poging van de jongeren om hun houding in dit nieuwe politieke klimaat te bepalen, ook de toename van de spanning in de Indonesische samenleving aan de orde. Nederlanders, Indische-Nederlanders, Chinezen en ook de Japanners werden hiervan het slachtoffer. De rol van de jongeren is in deze periode zeer bepalend geweest. Het zou dan ook de laatste keer zijn dan zij zoveel invloed hadden. Tot slot wordt in paragraaf 17 en 18 de strijd tegen de geallieerden, de Britten die tot taak hadden Indonesië onder geallieerd gezag te plaatsen, beschreven.

 

I Het ontstaan van de eerste jeugdorganisaties, de jaren 1910-1930

 

1 De nationalisten en de islamitische groeperingen

 

De islamitische hervormingsbeweging kreeg in de jaren na 1900 invloed in Indonesië. Deze hervormingsbeweging was ontstaan in het 19de eeuwse Egypte. Al Afghani en Moh.Ab­duh, de belangrijkste vertegenwoordigers van deze beweging wilden het onderwijs en de staatsinstellingen in de islamitische landen hervormen. De macht van de geestelijkheid binnen het onderwijs werd door hen bekritiseerd. Onder invloed van de Westerse koloniale mogend­heden (Engeland en Frankrijk) die hun invloed in het Midden-Oosten uitbreidden, deden nieuwe ideeën over onderwijs kerk en staat hun intrede in de islamitische wereld.[1]

 

Dit hervormingsdenken kreeg een nationalistische betekenis. De vreemde overheersing door de westerse mogendheden maakte de islamitische hervormingsbeweging tot een anti-koloniale beweging.[2]

 

De na 1910 ontstane islamitische groeperingen moeten in het licht van deze ontwikkeling geplaatst worden. De in 1912 opgerichte vereniging Moehammadyah wilde met de bevorde­ring van de studie van de islam, de godsdienstleer een modernere basis geven. Ze richtte zich naast het onderwijs ook op de gezondheidszorg. De Moehammadyah voelde van twee kanten een bedreiging in haar streven. Naast het christendom (ook actief in onderwijs en gezond­heidszorg) vormde de islamitische orthodoxie een bedreiging. Deze laatste groep wilde het bestaan van de islamitische rechtsscholen verdedigen tegen de hervormingsgezinde invloeden van de Moehammadyah.[3]

 

In dat zelfde jaar 1912 richtte handelaren in Soerakarta een lokale vereniging op die de naam Sarakat Islam (S.I.) kreeg. In de beginjaren was de S.I. een vereniging die opkwam voor de belangen van de Indonesische handelaren.[4] Ze zette zich af tegen de dominante rol van de chinese handelaren. Naast het stimuleren van een Indonesische handelsklasse richtte de S.I. zich op de massa van de Indonesische bevolking. Zij koos de islam als uitgangspunt voor de hervormingen.[5] Het succes van de S.I.( in de periode 1912-1916 had ze 180 afdelingen met 700.000 leden) zorgde voor een langzamere groei van de Moehammadyah.

 

In 1918 vond er een radicalisering plaats in de S.I. . De voedselschaarste in Indonesië, de politieke onrust en de revoluties in Europa en Rusland speelden een belangrijke rol. De koloniale regering had toezeggingen gedaan waarin zij beloofde bestuurlijke bevoegdheden aan de kolonie te zullen overdragen. Een deel van de S.I. wilde de samenwerking met de koloniale Indische regering beëindigen. Onder deze groep groeide het verzet tegen het in­heemse kapitalisme dat door de S.I. werd gestimuleerd. De gematigde leden, die vooral op de middenstand waren gericht, kozen voor een andere richting. Zij wilden vasthouden aan het idee van het inheems kapitalisme en zo het ontstaan van een eigen middenklasse bevorderen. De leden van de radicale vleugel waaronder Semaoen en Darsono stonden nu tegenover de gematigde nationaal islamitische groep van Abdoel Moeis en Hadji Agoes Salim. De S.I. was in 1919 op haar hoogtepunt. Twee jaar later in 1921 vond een scheuring plaats waarbij de radicale leden de vereniging verlieten.[6]

 

A.Moeis verwoordde de kritiek die zijn groep had op de Volksraad waarvoor leden van de S.I. zich kandidaat hadden gesteld.[7]

 

De Indonesiërs hadden immers volgens hem een minimale invloed in de Volksraad. In 1920 werd in het kantoor van de S.I. in Semarang de Perserikatan Kommunist de Hindia (later de Indonesische communistische partij) opgericht. Voorzitter werd ex-S.I.-lid Semaoen, Sardono werd ondervoorzitter. De P.K.I. was ontstaan uit de in 1914 door H.Sneevliet opge­richte Indische Sociaal Democratische Vereniging(I.S.D.V.). De I.S.D.V had later haar invloed binnen de S.I. uitgebreid.[8]

 

De economische crisis die in Indonesië voor veel sociale onrust zou zorgen, maakte het klimaat voor de PKI gunstig. Deze sociale onrust leidde tot een aantal grote stakingen. In 1926 en 1927 braken naar aanleiding hiervan verschillende opstanden uit. In november 1926 begon de opstand in Batavia en Bantan(West-Java). Een jaar later volgde Minangkabau(Sumatra). De Indische regering reageerde met een verbod op de P.K.I., na met militair ingrijpen de opstanden te hebben neergeslagen. De P.K.I. was hierdoor van het politieke toneel verdwenen. Haar leiders werden opgepakt en naar het verbanningsoord Boven-Digoel (Nieuw-Guinea) gestuurd. Na het wegvallen van de P.K.I. won de Nationalistische Beweging steeds meer terrein.9 Haar oorsprong vond de Nationalistische Beweging in de studieclubs die vanaf 1924 ontstonden. De belangrijkste waren de Soerabaysche Club en de Bandoengse Club. De eerste ontstond op 11 juli 1924, de leiding was in handen van dr R.Soetomo, mede-oprichter van Boedi Oetomo (deze vereniging komt in paragraaf drie uitgebreider aan de orde).

 

De Bandoengse Algemene Studieclub, zoals de volledige naam luidde, was in tegenstelling tot de gematigde Soerabaysche Club een duidelijke nationalistische groepering. Een van de oprichters was ir Soekarno. Op 4 juli 1927 werd in Bandoeng de Perserikatan Nasional Indonesia opgericht. In het voorlopig bestuur van deze nationalistische vereniging (de voorlo­per van de latere Nationalistische Partij P.N.I.) zaten ir Soekarno, mr Iskaq Tjokrohadisoerjo en dr Samsi Sastrowidagdo. De PNI koos in haar nationalisme voor politieke onafhankelijk­heid van Indonesië. Het Nederlandse koloniale bestuur werd in felle bewoordingen afgewe­zen. Hiermee koos de P.N.I. vanaf het begin voor een non-coöperatieve opstelling. Samenwer­king met de Indische regering werd afgewezen.10

 

In 1927 ontstond een samenwerkingsverband tussen de P.N.I. , de P.S.I.( de islamitische partij ‘Partai Sarekat Islam’), Boedi Oetomo en enkele Indonesische en lokale studieclubs, onder de naam ‘Permoefakatan Perhimpoenan2 Politik Kebangsaan Indonesia (P.P.P.K.I.). Binnen deze federatie wilde de P.N.I. haar nationalistische ideeën onder brede lagen van de bevolking verspreiden. De P.P.P.K.I. leidde een kwijnend bestaan en ondernam weinig actie. Ze liet wel protesten horen tegen de arrestatie in december 1929 van leden van de P.N.I. . De godsdienstkwestie vormde een struikelblok. De P.N.I. en de studieclubs vonden met hun seculiere nationalisme weinig aansluiting bij de P.S.I. De conflicten tussen deze twee groepen leidden ertoe dat de P.S.I. de P.P.P.K.I. in december 1930 verliet.

 

In december 1929 gaf de Indische regering opdracht tot huiszoeking bij enkele P.N.I.-leiders. Onder hen waren Soekarno en R.Gatot Mangkoepradja. Na een uitspaak van de landraad (de rechtbank voor inheemsen) in 1930 volgde gevangenisstraffen, voor Soekarno 4 jaar en voor R.Gatot Mangkoepradja 2 jaar. De anderen kregen lichtere straffen. De leiders van de P.N.I. besloten na het vonnis de organisatie te ontbinden.

 

2 De politieke organisaties in de jaren ‘30

 

Nadat de P.S.I. de P.P.P.K.I. had verlaten, ging de laatste haar organisatie veranderen. De P.N.I. had opgehouden te bestaan en maakte daarom geen deel meer uit van de P.P.P.K.I In 1930 stopte de P.P.P.K.I. met haar jaarlijkse congres, het Indonesia Raya Congres. Op dit congres konden ook zij die geen lid waren van de organisatie stemrecht krijgen bij belangrijke beslissingen. De naam P.P.P.K.I. veranderde in Persatoean Perhimpoenan2 Politik Kemerde­kaan Indonesia, Kebangsaan(nationaal) werd vervangen door Kemerdekaan Indonesia, een vrij Indonesië. Internationaal gerichte bewegingen die zich voor nationale belangen wilden inzet­ten werden nu toegelaten door de Indische regering. Hiermee werd een handreiking gedaan naar de P.S.I. . De Partai Indonesia, de Partindo, trad in 1933 toe tot de P.P.P.K.I. Dit leidde tot een verbod door de resident van het congres dat in Soerakarta zou worden gehouden.

 

De P.P.P.K.I. koos na het verbod van het tweede Indonesia Raya-Congres de zijde van de Partindo. Deze partij bleef een jaar lang lid van de federatie. Door het ontstaan van de Parin­dra, de Partai Indonesia Raya in 1935 viel de bestaansgrond onder de P.P.P.K.I weg. Na 1935 viel de P.P.P.K.I. langzaam uiteen.11 De Partindo ontstond na de opheffing van de P.N.I.

 

Door de P.N.I. te ontbinden hadden de nationalisten de regering de mogelijkheid om actie te ondernemen tegen de partij ontnomen. De Partindo ontstond kort daarna uit de restanten van de P.N.I.  Moh. Hatta keerde zich als ex-PNI lid tegen de Partindo. Hij vond dat de Partij nooit had ontbonden had moeten worden. Ze had haar bestaan volgens Hatta moeten verdedi­gen tegen de Indische regering.12 De Partindo streefde naar een verbetering van de maatschap­pelijke en economische omstandigheden van de inheemse bevolking. Ze streefde naar een democratische regering waarin Indonesiërs politieke invloed zouden hebben. De Partij koos voor een politiek waarin geloofs- en klassetegenstellingen overbrugd zouden worden.

 

Naast de Partindo ontstond in december 1931 in Jogja de PNI-Baroe. De Partindo en de PNI-Baroe leken op elkaar in hun radicaal nationalisme en hun non-coöperatieve opstelling.13 De PNI-Baroe van voorzitter Soetan Sjahrir ontstond uit de onafhankelijke groepen die na de ontbinding van de PNI bleven bestaan. Het ging om groepen PNI-leden die de visie van Moh Hatta deelden dat de PNI haar bestaansrecht tegenover de koloniale regering had moeten verdedigen. In het manifest van de PNI-Baroe kwamen de woorden ‘nationale bewustwor­ding’ en ‘opvoeding door de massa’( men had het over sociaal-pedagogie) voor. De bevolking moest opgevoed worden om haar bewust  van haar rechten te laten worden. Alleen zo zou volgens de ideeën van Moh. Hatta een verbetering van de sociaal-economische positie van de Indonesiërs bereikt kunnen worden14 De PNI-Baroe wilde niet zoals de Partindo een massa­partij worden. Ze wilde in kleiner verband via onderwijs de bevolking bewust maken. De PNI-Baroe was radicaler dan de Partindo. Hatta vond dat binnen de nationalistische beweging niet alleen het streven naar Persatoean(eenheid) voldoende was. De strijd van de bevolking tegen de inheemse bourgeoisie moest een belangrijke rol spelen. Hatta werd duidelijk geinspireerd door marxistische ideeën van klassenstrijd. Soekarno die in 1931 vrij kwam wegens strafver­mindering, probeerde de P.N.I.-Baroe en de Partindo met elkaar te verzoenen. De splitsing binnen de Nationalistische Beweging stelde hem teleur. Het zou Soekarno uiteindelijk niet lukken beide groeperingen tot elkaar te brengen. Hij sloot zich uiteindelijk in augustus 1932 aan bij de Partindo. Waarschijnlijk speelde de massa-aanhang hierbij een rol. De verdeeldheid binnen de Nationalistische Beweging bleef ook daarna bestaan.

 

De economische crisis en het harde optreden van de Indische regering tegen de nationalisti­sche groeperingen deed het politieke klimaat verharden in de jaren 1930-1936. Er kwam in deze periode een einde aan de non-coöperatieve beweging. Vergaderingen van de Partindo werden door de politie beëindigd waarna huiszoekingen volgden.

 

In het begin van de jaren dertig ontstonden veel nieuwe coöperatieve organisaties. Een daarvan was de Persatoean Bangsa Indonesia, de P.B.I. Deze werd de opvolger van de Indone­sische Studieclub van dr.R.Soetomo.  Het bestuur van de Indonesische Studieclub wilde met de P.B.I. een brede volkspartij oprichten. Deze zou de P.N.I. kunnen vervangen. In de statuten van de P.B.I. stond nu de bepaling dat ook Indonesiërs zonder vooropleiding lid konden worden. De Indonesische Studieclub bestond immers uit westers opgeleide intellectuelen. De P.B.I. koos voor een coöperatieve opstelling. Ze wilde samenwerken met gelijkgestemde groepen in de vertegenwoordigende lichamen15 Ze koos voor een gematigde opstelling als gevolg van het harde optreden van de Indische regering tegen de radicale Nationalistische Beweging. De P.B.I was vooral actief op sociaal en economisch terrein. Op politiek gebied gaf ze minder de toon aan.16

 

Boedi Oetomo besloot na het regeringsverbod van het tweede Indonesia Raya-Congres (december 1933) tot een fusie met de P.B.I. over te gaan. Commissies uit beide groeperingen bereidde de fusie in januari 1934 voor.

 

Uiteindelijk ontstond op het congres in december 1935 in Soerakarta uit de fusie de Partai Indonesia Raya, de Parindra. De nieuwe partij streefde naar een ‘groot en verheven’ Indonesië.

 

Het ‘Indonesia Raya’-Idee dat de partij aanhing ging uit van een sterk nationalisme, dit vormde de basis van de partij. De Parindra wilde door politieke actie haar doel bereiken. Dit was het verbeteren van de sociale en economische positie van het Indonesische volk. Daar­naast wilde de partij opkomen voor de politieke rechten van de Indonesiërs. Ze wilde een regeringssysteem dat democratie en nationalisme als basis zou hebben17 De Parindra wilde als partij dat in een onafhankelijke staat Indonesië de leiding op politiek terrein in handen zou moeten zijn van de burgerij(middenklasse) en de hogere standen. De nationalistische intellec­tuelen gaven in de partij de toon aan. Vooral de invloed van de P.B.I. was duidelijk aanwezig. De leiding was in handen van dr.R.Soetomo. Deze raakte eind 1937 onder de indruk van Kemal Atatürk waarmee hij zichzelf wilde vergelijken18. De jeugdgroepering van de Parindra Soeria Wirawan raakte eind jaren ‘30 in dubieus vaarwater. De Soeria Wirawan leek zeer veel in haar organisatorische structuur op fascistische organisaties19 De in Nederland opgerichte Indonesische Studentenvereniging Perhimpoenan Indonesia, PI( zie paragraaf 5) had in de jaren ‘20 onder leiding van Moh. Hatta voor een duidelijke non-coöperatieve koers gekozen. Hatta had toenadering gezocht tot de P.K.I. nog voordat deze partij in 1926-’27 van het politieke toneel verdween. In het begin van de jaren ‘30 waren de leiders van de P.I. weer naar Indonesië terug gekeerd na hun studietijd in Nederland. In de crisisjaren wijzigde de P.I. haar politieke koers. Ze vond de non-coöperatieve koers gevaarlijk voor de Nationalistische Beweging. De P.I. werd zich bewust van de bedreiging die westerse democratieën ondervon­den van het opkomend fascisme en nationaal socialisme in Europa. Volgens de P.I. zou Indonesië op gelijke voet met Nederland moeten samenwerken. De Nationalistische Beweging zou samen met het democratische Nederland haar doel moeten bereiken20 De naam van het blad ‘Indonesia Merdeka’(Vrij) werd verandert in ‘Indonesia’.

 

In 1936 werd de Partindo ontbonden, waardoor de politieke leiders hun organisaties kwijt raakten. De regering had een voortbestaan van de Partinda door verschillende maatregelen onmogelijk gemaakt. De links georiënteerde leiders van de Partindo voelden er weinig voor zich aan te sluiten bij de behoudende Parindra. Een jaar na de opheffing van de partij ontstond op 2 mei 1937 in Batavia de Gerakan Rakjat Indonesia, de Gerindo. Het bestuur werd ge­vormd door K.Gani en de ex-Partindo leiders Moh.Yamin, Amir Sjarifoeddin, S.Mangoensar­koro en Njonoprawoto. De Gerindo vond dat de verdediging van de democratische instelling­en niet het enige doel van een politieke organisatie mocht zijn. De strijd tegen het Nederlandse kolonialisme moest een even belangrijk streven zijn van de Indonesische nationalisten. De Gerindo vond het Japanse imperialisme in Zuidoost-Azië de belangrijkste dreiging van dat moment.21 Samenwerking met Nederland was belangrijk omdat men hoopte zo de Japanse dreiging te kunnen afwenden.

 

3 De eerste jeugdverenigingen en de jaren ‘20

 

Op 20 mei 1908 ontstond de vereniging Boedi Oetomo(het Verlichte Streven). Boedi Oetomo was ontstaan uit het idee een studiefonds op te richten voor Javaanse kinderen waarvan de ouders financieel niet in staat waren de opleiding te bekostigen. Op de medische school in Batavia was de vereniging ontstaan. Haar oprichters waren R.Soetomo, R.Goenawan Mangoenkoesomo en Soeradji.22  Boedi Oetomo groeide uit tot een vereniging met 40 afde­lingen op Java. Het totaal aantal leden was eind 1909 , 10.000.23 Dit aantal was in vergelijking met andere organisaties uit die tijd klein. De vereniging die door medische studenten was opgericht kreeg aanhang onder middelbare scholieren. Het eerste congres, dat de naam Eerste Jong Javanencongres kreeg, werd op 5 oktober 1908 in Jogjakarta gehouden. Onder de jongeren die zich aangesloten hadden bij de vereniging groeide de onvrede, omdat het vooral de volwassenen waren die de politieke koers van Boedi Oetomo bepaalden. De vereniging was vooral in de eerste 5 jaar van haar bestaan succesvol.

 

De onvrede onder de jongeren leidde in 1915 tot het ontstaan van de Tri Koro Dharmo(Drie edele Doeleinden). Tri Koro Dharmo moest fungeren als ‘oefenschool’ voor aanstaande ‘patriotten’. Ze was speciaal gericht op imheemse studerenden en moest een vooraanstaande rol in de Nationalistische Beweging gaan vervullen. De naam van de vereniging veranderde in 1918 in Jong Java. Ze wilde tevens Soendanezen, Madoerezen en Balinezen aantrekken en probeerde zo haar midden-Javaanse imago te veranderen. Na het Jong Javacongres in Soera­karta(1918) predikte de vereniging de ‘Groot Javaanse Gedachte’ waarbij ze jongeren uit de hierboven genoemde groepen wilde aantrekken zich bij haar aan te sluiten. Het midden-Javaanse karakter bleef in Jong Java domineren.24 Jong Java wilde de banden verbeteren tussen de inheemse leerlingen op de middelbare scholen en de interesse wekken voor inheem­se talen en de jongeren. Op haar derde congres in 1920 in Soerakarta kwam de rol van het onderwijs ter verbetering van de positie van de inheemse bevolking aan de orde. Het bestuur van Jong Java bestond uit Soekiman, Wirjono, Boediarto en Mochtar, allen studerend aan de medische school in Batavia of aan de rechtsschool in deze stad25

 

De erkenning van Jong Java in 1921 maakte aan ieder streven van de vereniging een politieke rol te vervullen een einde. De Volksraad had aan de erkenning die hij gaf aan Jong Java een strikte voorwaarde verbonden. De vereniging moest niet politiek actief zijn, haar leden mochten geen activiteiten ontplooien.26 In de statuten van Jong Java stond de politieke activiteit niet vermeld. Tijdens het congres in 1922 werd het voorstel van de afdeling Batavia aangenomen, om alle activiteit uit de vereniging te bannen. Dit werd met zoveel woorden in de verenigingsstatuten opgenomen. In 1922 had Jong Java 2000 leden waaronder een groot aantal ouder dan 18 jaar.27

 

In 1924 deed het hoofdkantoor van Jong Java een nieuwe poging de politieke activiteit van de vereniging te stimuleren. In dit voorstel aan het congres werd leden boven de 18 jaar toegestaan actief te zijn. De jongeren(onder de 18 jaar) mochten zich niet met politieke zaken bezig houden. Het voorstel werd door de voorzitter van Jong Java aan het congres ter goed­keuring voorgelegd. H.A.Salim, hoofdbestuurslid van de Sarekat Islam hield tijdens het congres een rede onder de titel ‘De islam en Jong Java’.28 Hij wilde hiermee de koers van de vereniging verschuiven. Het zwak nationalisme van de vereniging zou volgens H.A.Salim de islamitische bevolking van Jong Java vervreemden. Het congres verwierp het idee van het hoofdbestuur om van Jong Java een meer politiek getinte organisatie te maken. De redenering van H.A.Salim waarin deze pleitte voor een meer islamitische koers speelde hierbij een belangrijke rol. Jong Java was in meerderheid tegen het inslaan van een religieuze richting, R.Sam nam ontslag en richtte de van Jong Java afgescheide jeugdvereniging, de Jong Islamie­tenbond op(J.I.B.).29

 

In 1925 verscheen het manifest van de J.I.B. Het accent lag in dit manifest op het bevorderen van de kennis van de islam. De J.I.B. wilde volgens dit manifest het Indonesische nationalis­me stimuleren. Bij deze nieuwe nationalistische jeugdorganisatie speelde de godsdienstige grondslag een belangrijke rol. De leden waren studerende jongeren van 10-30 jaar. De J.I.B. wilde geschoolde jeugd binnen de islamitische invloedsfeer houden. De bond had zijn eigen periodiek, ‘Al Noer ‘(Het Licht) dat in de Nederlandse taal verscheen. De jongeren onder de 18 jaar die lid waren mochten ook in de J.I.B. niet politiek actief zijn. Voor jongeren ouder dan 18 jaar gold dit niet. Zij waren vrij om deel te nemen aan politieke activiteiten.30

 

De bond organiseerde cursussen, excursies en sportactiviteiten voor de jongeren. Het eerste congres werd in december 1925 in Jogja gehouden.Hierbij waren ook padvinders van de Moehammadyah aanwezig.31 Tot de sprekers op dit congres behoorden onder andere  ­ H.Fachroed van de Moehammadyah. De J.I.B. had 7 afdelingen onder andere Batavia, Jog­ja,Soerakarta en Madioen. Elke afdeling stuurde afgevaardigden naar het congres.

 

Leiders van de Moehammadyah en van de Sarakat Islam steunden de J.I.B. als islamitische jongerenorganisatie. Naast de bovengenoemde jeugdvereniging ontstond op regionaal niveau een aantal soortgelijke verenigingen. Jong Minahasa, Jong Ambon, Jong Batak, Jong Celebes en de Jong Sumatranenbond (J.S.B.) behoorden tot de kleinere regionale verenigingen die in Batavia hun hoofdkwartier hadden.32 Hun leden bestonden uit middelbare scholieren.

 

De J.S.B. had na zijn oprichting in 1917 ook afdelingen in Boeketinggi en Padang op Suma­tra.

 

Tot de bekende leden van de J.I.B. behoorden onder andere Moh Hatta(1918-’21) en M.Yamin(1926-’28).33

 

4 Organisaties van universiteitsstudenten en de eerste grote jeugdcongressen.

 

In Nederland ontstond in 1908 de door Indonesische studenten opgerichte Perhimpoenan Indonesia(P.I.), de Indische Vereniging. De P.I. wilde de contacten tussen de Indonesische studenten verbeteren in Nederland en hen op de hoogte houden van de nieuwe ontwikkelingen in Indonesië. Tot de latere leden van de P.I. behoorden Moh. Hatta, S.Sjahrir en R.M.Noto Soeroto werd de eerste voorzitter. Vanaf 1916 kwam de P.I. onder invloed van de nationalis­ten. In dat jaar ontstond het tijdschrift van de P.I. Hindia Putra, uitgegeven door Suwardi Suryaningrat. De P.I. sloot zich in 1917 aan bij de in dat jaar opgerichte federatie, het Indone­sische Verbond van Studerenden (I.S.V.). Tot het I.S.V. behoorden naast Indonesische studen­ten , studenten van Indonesisch-Chinese afkomst, die verenigd waren in de Chung Hui (Chinees-Indonesische Studenten Organisatie).

 

De derde groep die bij de I.S.V. was aangesloten bestond uit studenten die in Indonesië wilden gaan werken. Zij hadden een eigen vereniging, de Vereniging van Nederlandse en Nederlands-Indische Studenten. In de I.S.V. zaten studenten met zeer verschillende belangen. De conflicten tussen de verschillende groepen waren voor een deel te verklaren uit de positie die zij later in de Indische samenleving zouden krijgen. Een deel van hen zou banen krijgen in het koloniale bestuur en de ambtenarij. De Indonesische studenten zouden in Indonesië weer deel uit maken van de inheemse samenleving. Voor hen zou een baan in het koloniale bestuur niet zijn weggelegd.

 

Tot de leden en oprichters van het I.S.V. behoorden H.J. van Mook, de latere luitenant gouverneur-generaal en J.A.Jonkman die voorzitter zou worden van de Volksraad. In 1923 namen de radicalere leden van de P.I. de leiding over. Deze groep bestond uit Moh.Hatta, J.B.Sitala, R.Sastromoeljono en Mangoenkoesoema34

 

Zij veranderden de naam van de Indische Vereniging in Indonesische Vereniging. In de Hindia Putra van maart 1923 maakte zij de nieuwe doelstellingen van de P.I. bekend. In de regering van een nieuw Indonesië dat hen voor ogen stond, zouden de Indonesiërs zelf verantwoorde­lijk zijn voor het bestuur. De P.I. wees deelname van de Indonesiërs aan de Volksraad af. Ook samenwerking op andere terreinen met de Nederlandse autoriteiten werd afgewezen.35 De naam van het tijdschrift werd veranderd in Indonesia Merdeka.36

 

Indonesische studenten in Nederland merkten bij terugkeer in Indonesië een duidelijk verschil in politieke cultuur. In Nederland leerden ze de werking van het Nederlandse democratische bestuur. Bij hun terugkeer in Indonesië werd hun politieke activiteit als bedreiging voor de koloniale samenleving gezien.

 

Naast de genoemde organisaties bestond de organisatie van Indonesische studenten in Nederland. De Roekoen Peladjar Indonesia, de Roepi. Het was een gematigde, niet politieke organisatie37 In het bestuur zaten Sunito, Sudjarwo en Manuto Darusman. De Roepi werd in 1930 opgericht en had een eigen blad, de Soeara Roepi (de stem van de Roepi). De Roepi stuurde Indonesische delegaties naar internationale jongeren- en studentenconferenties in de jaren ‘30.

 

Ondanks de toenemende druk van de regering namen leden van de jeugdorganisaties deel aan internationale jeugdcongressen. In de jaren 1937-1939 vonden ten minste zes van dergelijke grootschalige bijeenkomsten plaats. Op het internationale Jeugdkamp in Parijs, georganiseerd door het Wereldjeugdcongres waren zeven Indonesiërs aanwezig. Onder hen bevonden zich Rozai Kusuma Subrata, Soedjarwo en Soekartono. Het Internationale Jeugdkamp duurde zeven dagen van 17 tot en met 23 augustus 1937. Twee dagen daarna vond een vervolgconfe­rentie plaats onder de naam Internationale Studentenconferentie, georganiseerd door de World Student Association, in Parijs. Hieraan deden elf Indonesiërs mee. De organisatie ‘Internatio­nal Student Service’ uit Genève was verantwoordelijk voor de conferenties die in 1938 in Leiden werden gehouden van 28 maart tot 1 april. Naast Nederlandse, Engelse en Indiase studenten waren er 26 Indonesiërs in Leiden. In datzelfde jaar werd er een wereldjeugdcongres georganiseerd door een andere groep jongeren die de naam ‘World Youth Congres Move­ment’ gebruikten. Ze waren actief in Genève. Het door hen gehouden congres vond plaats in Poughkeepsie, ten noorden van de stad New York in de Verenigde Staten. Het duurde zeven dagen, van 16-23 augustus 1938. Onder de Indonesische studenten bevonden zich enkelen waarvan de namen bekend zijn n.l. Soenito, Manuto Darusman en de studente Herawati Latip. Op de World Student Association Council Meeting in Parijs op 17 en 18 december 1938 was een Indonesiër aanwezig. Tenslotte vond op 16 februari 1939 een bijeenkomst plaats voor de ondersteuning van Chinese studenten. De bijeenkomst was bedoeld voor medische hulp aan China. Indonesië zond 16 studenten naar Londen.38

II De Japanse bezettingstijd en de jeugdbeweging

 

5 De Japanse verovering en de instelling van militaire besturen

 

Indonesië was voor Japan van belang vanwege de aanwezigheid van belangrijke grondstof­fen. Al in 1939 had Japan gepoogd de economische betrekkingen met Indonesië zodanig te wijzigen dat daaruit voor Japan een voordeel te halen viel. De Nederlanders waren hier niet mee accoord gegaan. In mei 1940 deed Japan een nieuwe poging in het kader van de Groot-Aziatische-Welvaartssfeer. Nederland was inmiddels door Duitsland bezet. Het hernieuwde offensief van Japan had nu schijnbaar kans te slagen. Japan eiste een nieuw economisch verdrag. Nederland ging hier niet op in, men was alleen bereid aanzienlijk grotere hoeveelhe­den grondstoffen aan Japan te leveren. Het ging om de levering van rubber, olie, en bauxiet. De Nederlandse onderhandelaar met Japan, H.J. van Mook verwees de Japanners naar de oliemaatschappijen die actief waren in Indonesië. De Amerikaanse en Britse regeringen hadden de oliemaatschappijen onder druk gezet zo min mogelijk concessies te doen aan Japan. De Nederlanders waren uiteindelijk bereid een politiek-economische overeenkomst met Japan te sluiten. De besprekingen gingen door tot juni 1941 en verliepen zeer moeizaam.39 Op 7 december ‘41 bracht Japan door de aanval op Pearl Harbor de Amerikaanse Pacificvloot een zware slag toe.  Een dag later volgde de oorlogsverklaring van de Verenigde Staten en van Groot-Brittannië aan Japan. De Japanse troepen landden op 2 januari op Luzon en Mindanao. Waarmee de verovering van de Filipijnen was begonnen. Onder de ‘Operatie Zuid’ viel ook de verovering van Indonesië dat vanwege het bezit van vitale grondstoffen belangrijk was voor de Japanse oorlogvoering.40

 

Singapore werd vanuit het vasteland aangevallen en veroverd. Op datzelfde moment was een offensief tegen Indonesië begonnen. Via drie opmarsroutes vond de aanval op Indonesië plaats. Op Borneo werd de aanval ingezet richting de oliestad Balikpapan, op Celebes naar de vliegbasis Kendiri en op de strategisch gelegen eilanden Ambon en Timor. De Japanners wisten na de slag op de Javazee door te dringen tot het eiland Java. Eind maart was op de andere grote eilanden de weerstand gebroken. Op Sumatra brak een opstand uit onder de Atjehers gelijktijdig met de Japanse aanval. Alleen op Nieuw-Guinea kwam het gebied ten zuiden van het centrale bergland niet in Japanse handen. Eind 1942 was nagenoeg geheel Indonesië door Japan bezet. Op 9 maart hadden de troepen zich over gegeven.41

 

Na de verovering van de archipel begon Japan met de volgende fase. De Nederlanders werden uit alle bestuursfuncties verwijderd. Het oude koloniale bestuur werd ter zijde gescho­ven door nieuwe machthebbers. De Nederlanders werden verwijderd uit hun functies in het bestuur en het bedrijfsleven. In totaal werden 120.000 Nederlanders en Indische Nederlanders, waaronder veel gezinnen, geïnterneerd.42

 

6 Generaal Imamoera en het Japanse militaire bestuur

 

Generaal Imamoera, bevelhebber van het op Java gelande zestiende leger vestigde zich met het Japanse militaire bestuur in het hoofdkwartier van de Bataafse Petroleum Maatschappij in Batavia. Imamoera wenste niet verder te gaan dan de door Japan voorgeschreven maatregelen in het nieuw veroverde gebied. Andere, jeugdige en fanatieke stafofficieren wilden drastisch ingrijpen om zo het Japanse gezag te vestigen.43

 

De Indonesiërs zagen met enige opluchting het Nederlandse gezag verdwijnen.De vreugde over het einde van het Nederlandse koloniale regime leidde tot initiatieven van Indonesische kant. Er ontstonden zogenaamde comité ‘s in verschillende steden op Java en Sumatra. Ze droegen namen als ‘Komitee Nasional Indonesia, Komitee Indonesia Merdeka, Barisan Rakjat Indonesia.’44 De comité’s waren het initiatief van nationalisten die probeerden nu het Neder­landse gezag was weggevallen, de nauw aan het Nederlandse koloniale bestuur verbonden inheemse bestuursaristocratie terzijde te schuiven.45 Deze inheemse aristocratie had zeer nauw met de Nederlanders samengewerkt. De aan deze aristocratie onderhorige bevolking had te lijden gehad van misbruik door deze lokale adel. De nationalisten wilden met de vorming van comité ‘s eigen bestuursorganen vormen. Doordat op verscheidene plaatsen de comité ‘s aanzetten tot anti-chinese demonstraties, wekten ze onrust. Hier en daar werden inheemse bestuursambtenaren, die zich gehaat hadden gemaakt, vermoord.

 

De Japanners kregen vanuit Tokio algemene instructie’s om vooral gebruik te maken van de bestaande bestuursorganen in de nieuw veroverde gebieden.  Japan had zelf te weinig mensen om het bestuur op alle niveau’s te kunnen beheersen.

 

7 De 3 A Beweging

 

Bij de zuidwaartse opmars van Japan speelde de angst voor verzet en weerstand van de imheemse bevolking mee in het streven van Japan deze bevolking voor zich te winnen.46

 

De motivering van het Japanse expansiestreven in Zuidoost-Azië was de vergroting van het door Japan economisch beheerste gebied. Door de exploitatie van dit gebied zou de economi­sche macht van het keizerrijk toenemen. Japan probeerde de reden voor de expansie in de nieuw veroverde gebieden op de achtergrond te houden door zich als bevrijder op te werpen. Japan benadrukte zijn rol als bevrijder van het Westerse kolonialisme in de landen in Zuidoost-Azië. De Japanse suprematie kwam duidelijk tot uitdrukking in de rol van de strijd­krachten.Japan stelde zich op als beschermer van de inheemse bevolking. Om de Indonesiërs voor zich te winnen ontstond op 2 april 1942 de 3 A Beweging. Japan noemde zich nu “het licht van Azië, de beschermer van Azië en de leider van Azië”. Asahi (Japan, het land van de rijzende zon) werd zo ‘Asahi no asai’: Japan het licht van Azië ; ‘Asai Amijiban no Asai’ : Japan beschermer van Azië , en ‘Asai Anihi no Asai’: Japan Oudere Broer van Azië.

 

De leiding van de 3 A Beweging was in handen van Shimizu Hitoshi, die afkomstig was van de Senden-han, de Japanse propaganda-afdeling van het zestiende leger.47 Het centrale bestuur werd voorgezeten door mr R.Samsoeddin, voormalig Parindra-leider. Verder bestond het bestuur van de Beweging uit Indonesiërs: K.Soetan Pamoetjak, Moh. Saleh, drs S.A. Soebroto en Slamet Soedibjo.48

 

In april 1942 werden de activiteiten van de 3 A Beweging duidelijk via artikelen in kranten en op posters met daarop symbolen van de Beweging. Er werden straatparades gehouden om de bevolking voor zich te winnen. De beweging bleef steken in een stortvloed van slogans en ideeen zonder duidelijke ideologische basis.49

 

De 3 A Beweging ontstond op West-Java en op Zuid-Sumatra in de periode dat de belang­rijkste nationalistische leiders niet in Batavia waren. Soekarno was waarschijnlijk in Benkoe­len (Sumatra) en Moh.Hatta en S.Sjahrir waren op Banda.50 Zekerheid omtrent hun verblijf­plaats was er toen niet. De Parindra beraadde zich op haar positie nu er een machtsvacuum dreigde te ontstaan. Het partijperiodiek Berita Oemoem berichtte op 13 maart dat Hatta vanuit zijn ballingsoord Soekaboemi(West-Java) was terug gekeerd naar Batavia. Over Sjahrir, die samen met Hatta vanuit Banda naar Soekaboemi was overgebracht, schreef Berita Oemoem niets. Waarschijnlijk had Sjahrir toen al besloten niet samen te werken met het Japanse militaire bestuur. Japan probeerde de voornaamste etnische groepen op Java in de nieuwe beweging onder te brengen. Op 19 mei werd door het militaire bestuur de Hui Chung Hui opgericht. Deze overkoepelende organisatie bundelde alle Chinese verenigingen op het eiland en plaatste ze onder Japans bestuur, binnen de 3 A beweging. Op 26 mei gebeurde hetzelfde met de Arabieren, die als onderdanen van de landen in het Midden-Oosten minder te vrezen hadden van Japan dan de Chinezen.51 Ze waren net als de meerderheid van de Indonesiërs Islamieten. Door de oprichting van de Perkoempoelan Dagang Arab(Arabische Handelsvere­niging) werden de arabieren opgenomen in de Beweging.

 

Japan wilde volgens de ideeën van de corporatieve staat de bevolking in grote overkoepe­lende organisaties onderbrengen. Hierdoor kon het de verschillende groepen in de samenle­ving controleren en voor de Japanse doelen gebruiken. De 3 A beweging was in Indonesië het eerste en minst geslaagde voorbeeld.

 

Onder de Indonesische moslims bestond sterke aarzeling toe te treden tot de 3 A Beweging. Japan had de P.S.I.I. (Partai Sarekat Islam Indonesia) op 12 mei 1942 officieel verboden.52 Het hoofdbestuur van de P.S.I.I. moest op die dag de deuren sluiten van het hoofdkwartier in Batavia. Begin augustus werden 15 moslimscholen met arabisch als voertaal, onderdeel van de 3 A Beweging. Op 11 juni was in Batavia het werkcomité van de Barisan Pemoeda Asia Raya  (B.P.A.R.) ontstaan. Het had tot taak de verschillende Jeugdbonden te verenigen onder supervisie van de 3 A Beweging. Het hoofdkantoor van de B.P.A.R. had tot taak de verschil­lende jeugdbonden te verenigen, onder supervisie van de 3 A beweging. Het hoofdkantoor van de B.P.A.R. was hetzelfde gebouw aan het Koningsplein in Batavia waar de 3 A Beweging zetelde.53 In de B.P.A.R. moesten de Indonesische, Chinese en Arabische jeugdbonden samen deel laten uitmaken van de 3 A.

 

Dr.Slamet Sudibyo, voor de oorlog leider van de Parindra-jeugdafdeling ‘Surya Wirawan’ werd de voorzitter van het werkcomité. In Djatinegara, een voorstad van Batavia, ontstond de ‘San A Seinen Korensho’ het 3 A jeugdleiders instituut. De opening van dit opleidingsinsti­tuut vond plaats op 25 juni 1942. In een radiotoespraak van dr. Slamet Sudibyo op 3 juli werd de taak van B.P.A.R. uitgebreid. De jongeren moesten exercitie-oefeningen doen en land­bouwwerkzaamheden verrichten. Als lid van de B.P.A.R. zouden ze uniformen gaan dragen bestaande uit een wit short en een zwarte kopiah als hoofddeksel.54 Deel van de B.P.A.R. werden de Menadonese Jeugdvereniging ‘Maesa’ maar ook de ‘Surya Wirawan’ en de ‘Laskar Persatoean Arab Indonesia’.55  Deze laatste organisatie was de jeugdafdeling van de Arabische vereniging Persatoean Arab Indonesia van H.M.A.Hoesin Alatas. De toetreding van de twee genoemde organisaties betekende de grootste uitbreiding van de B.P.A.R. De ‘Surya Wira­wan” en de Laskar Persatoean Arab Indonesia’ werden na hun toetreding opgeheven. Het padvinderachtige karakter van de B.P.A.R. duurde niet lang. De inschakeling van de Indone­siers in de productie voor de Japanse oorlogsinspanning had zijn neerslag op de jeugdbewe­ging gekregen. Het ontstaan van de Seinendan (de organisatie die ontstond in 1943, meer hierover in paragraaf 10) op 17 november 1942 leidde tot een reorganisatie van de jeugdbewe­ging.56 Ondanks de inspanningen van de Seinen-Han lukte het niet op heel Java de 3 A Bewe­ging van de grond te krijgen. Binnen de B.P.A.R., die onderdeel was van de beweging, was geen plaats voor nationalistische ideeën. De Indonesiërs reageerden niet zoals verwacht op de 3 A Beweging. Het sterke Japanse karakter van de Beweging riep weerstand op in plaats van enthousiasme. Soekarno en Hatta, die geen invloed hadden op de 3 A Beweging stonden in hun optreden naar buiten welwillend tegenover de Beweging. Achter de schermen deden zij echter hun best het einde van de 3 A Beweging te bespoedingen.57 Op 13 oktober 1942 werd de 3 A Beweging ontbonden.58 Als oorzaken van het vroegtijdig einde van de 3 A Beweging moet ook de rol van R.Samsoeddin worden genoemd. Hij gebruikte de Beweging voor de verbetering van zijn eigen positie en die van het Indonesische ambtenarencorps. Corruptie van deze lokale functionarissen kwam veel voor.59 Daarnaast speelde de houding van de Kenpei­tai, de Japanse militaire politie een rol. De Kenpeitai vond Shimizu’s 3 A Beweging een alles behalve geslaagd initiatief. De Kenpeitai was er verantwoordelijk voor dat de Beweging heeft kunnen doordringen tot het platteland.

 

8 Soekarno en de voorbereidingen voor een nieuwe massabeweging

 

 Eind 1942 bestond er al een ontwerp voor deze organisatie, met name Soekarno had hieraan mee gewerkt. Deze nieuwe beweging moest al het mogelijke doen om zonder vreemde in­menging het volk te doen ontwaken en te mobiliseren. In ruil voor de gelegenheid die de Japanners de nationalisten daartoe zouden geven, zouden zij steun geven aan de Japanse oorlogsinspanning. Soekarno had de Japanners duidelijk weten te maken dat een massabewe­ging die eenzijdig de Japanse belangen zou dienen, op Java geen schijn van kans zou maken massale steun te krijgen.60

Excerpt out of 41 pages

Details

Title
De Indonesische Jeugdbeweging 1908-1945
College
University of Amsterdam  (Instituut voor Moderne Aziatische Geschiedenis)
Grade
1
Author
Year
1992
Pages
41
Catalog Number
V185481
ISBN (eBook)
9783656980278
ISBN (Book)
9783656980407
File size
783 KB
Language
Dutch; Flemish
Keywords
indonesische, jeugdbeweging
Quote paper
Roger Thomas (Author), 1992, De Indonesische Jeugdbeweging 1908-1945, Munich, GRIN Verlag, https://www.grin.com/document/185481

Comments

  • No comments yet.
Look inside the ebook
Title: De Indonesische Jeugdbeweging 1908-1945



Upload papers

Your term paper / thesis:

- Publication as eBook and book
- High royalties for the sales
- Completely free - with ISBN
- It only takes five minutes
- Every paper finds readers

Publish now - it's free