Nederland en Zweden ten tijde van het Kosovo Konflict


Forschungsarbeit, 2003

40 Seiten, Note: 8,0 von max 10


Leseprobe


Voorwoord

Voor u ligt het resultaat van een internationaal opgezet onderzoek naar de berichtgeving in Nederlandse en Zweedse dagbladen ten tijde van het Kosovo-conflict. Aan het onderzoek gingen drie maanden van voorbereiding vooraf, in de vorm van een wekelijkse werkgroep met literatuurbesprekingen en groepsopdrachten. Na de eerste drie maanden (trimester 2) vervolgden drie maanden (trimester 3), waarin getracht werd met een groep van drie personen een zelfstandig onderzoek op te zetten en uit te voeren. Een van ons drieen is de afgelopen drie maanden in Zweden verbleven. Daardoor werd het mogelijk een vergelijkend onderzoek te doen naar de verschillen tussen Nederland en Zweden, wat betreft de invloed die de berichtgeving in de grootste dagbladen op het gevoerde buitenlands beleid van de twee landen ten tijde van het conflict heeft gehad. Met veel genoegen kunnen we terugkijken op drie zeer leerzame en productieve maanden. Wij willen hierbij Prof. dr. Van der Eijk bedanken voor een goede begeleiding. Door zijn ruime ervaring met het doen van wetenschappelijk onderzoek wist hij waar nodig te wijzen op de geschikte manieren om het onderzoek uit te voeren.

Inleiding

In het kader van het leeronderzoek ´Pers, Publieke opinie en internationale politiek´ hebben wij als derde groep tot taak de invloed van de media, in het bijzonder de pers op de nationale politieke besluitvorming in twee landen vergelijkend te analyseren. Het Kosovo-conflict, de eerste NAVO-oorlog, heeft al in het eerste gedeelte van het leeronderzoek vanwege zijn sterke aantrekkingskracht, wat de verhouding van media en politiek betreft, een grote rol gespeeld en zal ook nu weer de achtergrond van ons vergelijkend perspectief leveren. Dat heeft ten voordeel dat wij ons onderzoek verder op deze manier kunnen `opbouwen`. Bijzonders interessant is hierbij dat we ´de´ media met hun invloed op het officiele buitenlands beleid van een NAVO ( Nederland ), met een niet-NAVO land (Zweden) vergelijkend onderzoeken. Hierbij zou men kunnen veronderstellen dat de media in een oorlog-voerend land zich sterker rechtvaardigend en partijdig opstelt dan in een niet oorlog-voerend land, omdat er ”corpsgeest” een rol speelt. Nöelle-Neumann´s theorie van de zwijgspiraal levert een theoretische onderbouw. In het tweede geval zou men echter een meer neutraal perspectief kunnen verwachten. Het onderzoek van onze groep zal deze vraag in empirisch onderzoek in beide landen nagaan.

Vervullen de media een ´watchdog´-functie voor de politiek en de samenleving en stelt zich desnoods kritisch tegenover de eigen regering op? Of is zij tot een instrument van de politiek gedegenereert, wat de officiele linie van de politiek aan het volk verkoopt? En in hoeverre speelt de politieke partijdigheid van het eigen land een rol bij de berichtgeving van de media? Deze en andere belangrijke kwesties met impliciet grote betekenis voor democratische structuren vormen de drijfveren van ons onderzoek. Ons werk zal erop gericht zijn hierin meer duidelijkheid te verschaffen.

Vraagstelling

Welke invloed hadden Nederlandse en Zweedse dagbladen op het buitenlands beleid van respectievelijk Nederland en Zweden ten tijde van het Kosovo-conflict?

Indeling

Allereerst behandelen we het theoretisch kader, dat de basis vormt voor de hypotheses die in de inleiding al zijn behandeld. Daarna zal het Nederlandse deel van het onderzoek worden behandeld. Het onderzoek dat in Zweden is uitgevoerd komt hierna aan bod. Omdat de twee delen niet dezelfde methode hanteren, leek het ons duidelijker om eerst het ene land en vervolgens het andere land te behandelen.

Voor het Nederlandse deel van het onderzoek wordt beschreven hoe er te werk is gegaan en welke resultaten er zijn gevonden. Voor dit onderzoek zijn in totaal 226 artikelen bestudeerd, waarvan 108 afkomstig uit de Volkskrant en 118 uit NRC/Handelsblad. Op basis hiervan wordt geprobeerd een conclusie te trekken over de mate van beinvloeding die de media op verschillende besluiten hebben gehad, dan wel de mate van beinvloeding die verschillende besluiten op de media hebben gehad.

Het Zweedse gedeelte van het onderzoek baseert zich op materiaal dat is verzameld door contact op te nemen met parlementsleden, actievoerders en academici, die met het Zweedse Kosovovraagtsuk werken. Verder wordt gebruik gemaakt van in Zweden aanwezige instituten als het Stockholm Intstitute for Peace Research en de afdeling Peace and Conflict research van de Universiteiten Uppsala en Stockholm. Ondanks dat geen van de groepsleden de Zweedse taal beheerst, zijn er een aantal Zweedse krantenartikelen zijn geanalyseerd. Deze hebben wij eerst laten vertalen. Ten eerste wordt het Zweedse medialandschap beschreven. Vervolgens wordt onderzocht, wat de dominante mediale opinie voor invloed op het officiele beleid van het ministerie van buitenlandse zaken had. De derde stap laat zien in hoeverre media afstand kunnen nemen van hun nationale context en onpartijdig kunnen zijn.

Het beeld van de verhouding van de Zweedse media met haar invloed op het Zweeds buitenlands beleid zal, in tegenstelling tot het Nederlandse deel van het onderzoek, eerder naar aanleiding van het analyseren van secundaire bronnen in het Engels en interviews ontstaan. Hier ligt tegelijkertijd het methodische zwaktepunt van ons onderzoek: de analyse en vergelijking van primaire bronnen in Nederland met secundaire bronnen in Zweden. Aan het maken van de vergelijking kleven hierdoor enkele bezwaren, waarmee we in de conclusie rekening moeten houden.

Theorie

Onze theoretisch achtergrond van de verhouding tussen de media en het buitenlands beleid zullen we aan de literatuur van het eerste gedeelte van het leeronderzoek ontlenen. Hierbij spelen het eerste gedeelte van het boek ” Decisionmaking in a glasshouse” van Nacos et al, zowel als alle artikelen, die deze relatie onderzoeken, naast het voorbeeld van de invloed van de Duitse media op de regering, een grote rol. Zo kunnen we uiteindelijk ook gebruik maken van het eerder ontwikkelde onderzoeksresultaat uit de Bondsrepubliek en dat ook in en bredere context plaatsen.

Belangrijke begrippen voor ons onderzoek zijn:

Perceived public opinion: de notie van de publiek opinie bij het publiek, media en politici. Dit wordt beschouwd als de publiek opinie, zoals die door de media naar voren wordt gebracht.

Corpsgeest: de situatie waarin de neuzen van opinie- en beleidsbepalers in dezelfde richting wijzen, als gevolg van de gedeelde overtuiging dat dit het verloop van een bepaalde gebeurtenis ten goede komt.

In het kader van het eventuele aanwezig zijn van ’corpsgeest’, beschouwen we de

zwijgspiraaltheorie van Noelle Neumann. Hierin veronderstelt zij dat niet-dominante meningen in een samenleving of andere context uiteindelijk zullen verdwijnen. De drempel om niet-dominante meningen te uiten zal, omdat ze niet dominant zijn, hoger liggen dan de drempel om dominante opvattingen te uiten. Als gevolg van de vicieuze cirkel waarin de niet-dominante mening zich bevindt zal zij nooit dominant kunnen worden. Als we deze achtergrond terugvoeren op het onderwerp van ons onderzoek, kunnen we veronderstellen dat de media ten tijde van het Kosovo-conflict de dominante mening veelvuldiger verkondigden dan ondergeschikte meningen. Het lezen van deze dagbladen zou vervolgens een minder veelzijdig beeld van de werkelijke aanwezigheid van verschillen binnen de maatschappij bij de lezer –in dit geval beleidsmakers– kunnen veroorzaken. Vervolgens, afhankelijk van de mate waarin beleidsmakers deze media-aandacht laten meetellen bij hun beeld van de publiek opinie, heeft dit invloed op de manier waarop besluiten worden genomen.

Om de toegenomen invloed van de media in de afgelopen decennia duidelijk te maken, hebben we hiernaast de beschikking over enkele andere theorieen. Als ambtelijke en militaire leiders in de Verenigde Staten en Europa het hebben over het ‘Vietnamsyndroom’, doelen zij op de macht van de media om de binnenlandse publieke opinie tegen militaire conflicten te keren, door lang stil te staan bij beelden van de oorlogsslachtoffers. Hoewel hier vooral op de invloed van televisie wordt gedoeld, is het onderzoeken van dagbladen in dit verband geen kwalijke zaak. Vooral als aangenomen wordt dat beleidsmakers zich eerder door een dagblad, dan door de televisie laten beinvloeden in hun besluitvorming.

Het ‘CNN-effect’ wijst op de door een globaal televisienetwerk gerezen mogelijkheid om het publiek te allen tijde direct en continu te informeren met nieuws uit alle hoeken van de wereld. Met dit effect wordt ook geduid op de mogelijkheid om bij de burger met beeldmateriaal meer emotie op te wekken. Met het ‘internetsyndroom’, tenslotte, wordt gewezen op de rol die het internet speelde tijdens de Kosovo-crisis, toen dagbladen en radiostations in Kosovo door Servische leiders werden gesloten en door Westerse journalisten geschreven berichten zoekgemaakt. Informatie bereikte de rest van de wereld via e-mail en talloze internetsites, message boards en chat rooms.[1] Deze beide theorieen lijken op het eerste gezicht misschien voorbij te gaan aan dit onderzoek, waarin de invloed van dagbladen op het beleid wordt bestudeerd. Maar de aanwezigheid van dit soort relatief nieuwe effecten van razendsnelle berichtgeving, heeft ook zijn invloed op de wereld van het dagblad. Zij profiteren van de snelle nieuwsvoorziening en kunnen brengen het nieuws daardoor aanzienlijk sneller dan voorheen.

Media en buitenlands beleid in Nederland

Operationalisatie

Bronmateriaal

Wat de bronnen van analyse betreft, is er de keuze uit krant, weekblad, radio of televisie. Onze keuze van het doen van onderzoek naar kranten en niet naar televisie of radio, heeft een tweetal redenen. Ten eerste kost onderzoek doen naar radio en televisie veel meer tijd. De bronnen moeten uitgeschreven gaan worden om tot een goed onderzoek te komen. Krantenartikelen zijn al uitgeschreven. En ten tweede geven artikelen in een krant een goed beeld van het denken van de niet-politieke intellectuele elite. Deze elite heeft directe of in ieder geval grote invloed op het beleid van een land. Het schrijven van een artikel geeft de auteur de tijd om over een onderwerp na te denken en hoe het onderwerp te beschrijven. Televisie en radio zijn wat dat betreft vaak veel oppervlakkiger. De dagbladen reageren op en bepalen de stemming van een land voor een groot deel. De Telegraaf staat bekend om iedere dag dat onderwerp op de voorpagina te hebben waar Nederland die dag tijdens de koffie over praat. En de vraag of mensen hierover praten doordat het op de voorpagina van de Telegraaf staat, of omdat de krant aanvoelt waar Nederland over gaat praten, doet er in wezen niet toe.

In ons onderzoek zullen we alle soorten artikelen uit twee landelijke Nederlandse dagbladen analyseren. De Volkskrant en het NRC Handelsblad. Hoewel De Telegraaf, als grootste en meest gelezen dagblad van Nederland, eigenlijk bij geen onderzoek mag ontbreken, hebben we hem niet gekozen. De krant heeft, naar wij aannemen, een voor politici te weinig serieus en diepgravend karakter en wordt derhalve door politici minder gelezen. Omdat het hier gaat om de invloed die het dagblad heeft op de beleidsmakers, is het lezen ervan een voorwaarde. Ook hebben we niet gekozen voor het Algemeen Dagblad, omdat we wel het NRC Handelsblad en de Volkskrant wilde onderzoeken en we dus al twee kranten hadden uit van de Perscombinatie PCM. En een tweede reden was dat we het Algemeen Dagblad in het geheel niet kunnen analyseren. De krant staat bekend om haar infographics, maar hier dachten we niet veel uit te kunnen halen. Om er zeker van te zijn dat we niet hele uitgesproken en goede artikelen in onze onderzoek zullen gaan missen, hebben we op de krantenbank.nl website even de zoekmachine door het AD laten gaan en het resultaat op Kosovo was niet zo groot dat we dachten dat het cruciaal zou ontbreken in ons onderzoek. Het NRC Handelsblad en de Volkskrant wilden we kiezen omdat deze kranten het meest gelezen wordt door de ‘intellectuelen’ en politici van Nederland. Ten tweede er is ideologische verschil tussen beide kranten. De Volkskrant wordt beschouwd als meer links-gericht krant, terwijl het NRC Handelsblad meer naar een rechtse oriëntatie neigt.

Tijdslinie

De operationalisatie zal in het volgende tijdschema worden verwerkt. De hele onderzoeksperiode van zomer 1998 tot en met zomer 1999 is opgedeeld in drie perioden, voor, tijdens en na de NAVO –bombardementen, om eventuele verschillen in integrative complexity te kunnen vaststellen.

De eerste onderzoeksperiode voor de NAVO-bombardementen:

1. Zomer 1998 – spanningen tussen etnische Albanezen en de Joegoslavische veiligheidstroepen escaleren in een gewapend conflict. Er vallen honderden doden en bijna 300.000 burgers worden verdreven uit hun huizen.
2. 23 september 1998 de VN Veiligheidsraad neemt resolutie 1199 aan. De resolutie eist dat alle partijen de vijandelijkheden staken en een staakt-het-vuren in acht nemen.
3. 13 oktober 1998 – de Noordatlantische Raad vaardigt de Activation Order (Actord) voor Operatie Determined Force uit.
4. 1 januari 1999 –gevechten tussen Albanese Kosovaren en het Joegoslavische leger.
5. 6 januari onderhandelingen opgang komen onder druk van de internationale gemeenschap.
6. Eind januari 1999 vallen de vredesonderhandelingen in Rambouillet en Parijs.
7. 18 maart 1999 wordt er een akkoord ondertekend door Albanese delegatie. De
Servische delegatie weigert echter met dit akkoord in te stemmen.
8. 19 maart 1999de onderhandelingen worden afgebroken.
9. 23 maart 1999 NAVO krijgt mandaat voor een aanval op Servië.

Tweede onderzoeksperiode tijdens de NAVO-bombardementen:

1. 24 maart 1999 NAVO begint met het bombardementen van Servië en Kosovo
2. 3 juni 1999 een vredesakkoord van G8.
3. 10 juni stopt de NAVO de militaire acties.

Derde onderzoeksperiode na de NAVO-bombardementen:

1. 10 juni 1999 overeenstemming wordt bereikt over een internationale troepenmacht in Kosovo.
2. 8 augustus 1999 een stabiliteitspact voor de Balkan werd ondertekend.

Aanpak

Er is in het onderzoek in Nederland de keuze gemaakt voor het doen van twee deelonderzoeken. Het eerste deelonderzoek analyseert de inhoud van de twee dagbladen rondom het tijdstip 9 oktober 1998. Op dit tijdstip worden in de Tweede Kamer de op 8 oktober 1998 aan de Kamer gestuurde brieven van minister van Aartsen (BuZa), in samenwerking met minister De Grave (Def), aangaande de voortgang van het Kosovo-conflict behandeld en in stemming genomen. De discussie loopt zowel nationaal als internationaal hoog op en de dreiging van interventie hangt in de lucht. Vooral door de spanning vormt de periode rondom dit tijdstip een interessante mogelijkheid om te zien hoe het conflict en de berichtgeving hierover in dagbladen een rol speelt bij de totstandkoming van een brief aan de Kamer. In deze brief wordt de Kamer gevraagd in te stemmen met een volledige aansluiting van Nederland bij eventuele ingrepen die de NAVO gaat doen. Op het gekozen tijdstip (9 oktober 1998) gaat de Kamer met dit voorstel akkoord.

Materiaal voor dit deelonderzoek is gevonden met behulp van het vichessysteem in de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Hierbij is per editie van de dagbladen nagegaan of er artikelen voorkwamen die de kwestie Kosovo behandelden. Alleen die artikelen werden meegenomen, die op de voorpagina, dan wel de pagina’s Binnenland of Buitenland stonden opgenomen. De analyse voor 1998 is gedaan met behulp van de micro-vicheslezer, aanwezig in de OBA. Voor deze methode is gekozen omdat bleek dat lang niet alle artikelen, die gevonden waren met behulp van viches (de ‘letterlijke’ kranten), gevonden konden worden met behulp van de krantenbank op internet.

Door krantenartikelen te bestuderen, lopend van twee weken voor tot een week na 9 oktober 1998, krijgen we een goed beeld van de media-aandacht rondom dit tijdstip en kunnen we de aard van besluitvorming vergelijken met de aard van de media-aandacht over het confict. De periode voor het bewuste tijdstip is langer dan de periode na het tijdstip, omdat we de invloed van media op het regeringsbeleid proberen te onderzoeken, en niet de invloed van het regeringsbeleid op de media.

De artikelen voor het tweede deelonderzoek, lopend van 1 januari 1999 tot en 8 augustus 1999, zijn gevonden door middel van opzoeken in de krantenbank, toegankelijk in de meeste bibliotheken en bij de Volkskrant en het NRC/Handelsblad zelf. Ter plaatse is om advies gevraagd naar de beste zoekmethoden. Er is voor dit zoeken gebruik gemaakt van meerdere trefwoorden: ‘Kosovo’, ‘(Voormalig) Joegoslavie’, ‘interventie’, e.a. Het gevonden materiaal werd vervolgens gerangschikt en beoordeeld of ze wel of niet aan het gestelde criterium voldeden. Een artikel wordt in het onderzoeksbestand opgenomen, wanneer het in een van de vastgestelde onderzoeksperioden in het NRC/Handelsblad, dan wel in de Volkskrant is verschenen en uit de inhoud blijkt dat het om het Kosovo-conflict handelt. Opinierende artikelen of columns worden niet in het onderzoeksbestand opgenomen. We baseren ons onderzoek dus op de inhoud van nieuws- en achtergrondartikelen, die zowel op de voorpagina als elders in het dagblad geplaatst kunnen zijn.

Opinierende artikelen worden vaak gezien als artikelen die het dagblad een bepaald gezicht geven; dit zou een reden zijn om deze artikelen juist wel te onderzoeken. Het is echter onze opvatting dat dit ’gezicht’ van de krant, voor zover hiervan tegenwoordig ueberhaupt nog sprake is, niet slechts wordt gevormd door opiniestukken, maar ook door nieuws- en achtergrondartikelen in het dagblad. Daarbij kan het argument worden aangevoerd dat beleidsmakers eerder geinteresseerd zijn in de artikelen waarin het nieuws wordt verteld (informerend oogpunt), dan in artikelen waarin iemands mening wordt geuit (opinierend oogpunt). Zijn de beleidsmakers wel in de opinierende artikelen geinteresseerd, dan is het wederom de vraag in hoeverre zij deze opinie serieus nemen. De gevonden artikelen voor deelonderzoek 2 zijn uitgeprint en dus schriftelijk geanalyseerd.

[...]


[1] Nacos, B., Shapiro, R en Isernia, P. (2000), p. 2

Ende der Leseprobe aus 40 Seiten

Details

Titel
Nederland en Zweden ten tijde van het Kosovo Konflict
Hochschule
Universiteit van Amsterdam  (FMG)
Veranstaltung
Leeronderzoek: Pers, publieke opinie en internationale politiek
Note
8,0 von max 10
Autoren
Jahr
2003
Seiten
40
Katalognummer
V18768
ISBN (eBook)
9783638230360
Dateigröße
622 KB
Sprache
Niederländisch
Anmerkungen
Das Papier stellt den Abschluss einer Forschungsarbeit dar, welche quantitativ und qualitativ die Rolle der Medien in Schweden und in den Niederlanden hinsichtlich des Kosovo-Krieges vergleicht.
Schlagworte
Nederland, Zweden, Kosovo, Konflict, Leeronderzoek, Pers
Arbeit zitieren
Lutz Lindenau (Autor:in)Haim Levin (Autor:in)Peter Blank (Autor:in), 2003, Nederland en Zweden ten tijde van het Kosovo Konflict, München, GRIN Verlag, https://www.grin.com/document/18768

Kommentare

  • Noch keine Kommentare.
Blick ins Buch
Titel: Nederland en Zweden ten tijde van het Kosovo Konflict



Ihre Arbeit hochladen

Ihre Hausarbeit / Abschlussarbeit:

- Publikation als eBook und Buch
- Hohes Honorar auf die Verkäufe
- Für Sie komplett kostenlos – mit ISBN
- Es dauert nur 5 Minuten
- Jede Arbeit findet Leser

Kostenlos Autor werden