Inhoudsopgave
Inleiding
Hoofdstuk 1 Geschiedenis van de Korea-oorlog
Hoofdstuk 2 Traditionele geschiedschrijving
- Inleiding
- Philip Mosely
- Adam Ulam
- David Rees
- Conclusie
Hoofdstuk 3 Revisionistische geschiedschrijving
- Inleiding
- I.F. Stone
- Bruce Cumings
- Conclusie
Hoofdstuk 4 Post-revisionistische geschiedschrijving
- Inleiding
- S.N. Goncharov, J.W. Lewis en Xue Litai
- Cold War International History Project (CWIHP)
- John Lewis Gaddis
- Reviewing the Cold War
- Conclusie
Conclusie
Literatuur
Inleiding
Het leek allemaal eenvoudig: het communistische Noord-Korea en dus ook Stalin en later zelfs China waren in de Korea-oorlog (1950-1953) de schuldige, agressieve partij, Zuid-Korea hier het slachtoffer van en de Verenigde Staten (VS) - opererend onder dekmantel van de Verenigde Naties (VN) - waren zo vriendelijk om te hulp te schieten. De helden van de Tweede Wereldoorlog, met generaal Douglas MacArthur voorop, waren opnieuw de reddende engel voor een land, bedreigd door een totalitair regime. Opnieuw zegevierde het democratische systeem, want de snode plannen van de communistische vijand werden verijdeld: Zuid-Korea bleef behouden. Dat het allemaal niet zo eenvoudig was als deze traditionele geschiedschrijving wilde, bleek pas bijna 25 jaar later.
De Vietnam-oorlog maakte veel los in de Westerse samenleving en bracht zelfs de Koreaoorlog in herinnering. Een nieuwe, 'revisionistische' opvatting over de strijd op het Koreaanse schiereiland maakte school met B. Cumings en zijn The origins of the Korean war als belangrijkste exponent. Niet langer waren Zuid-Korea slachtoffer en de VS een ferme verdediger van een weerloze prooi. En niet langer waren Noord-Korea, Stalin en China de agressors. De rollen werden omgedraaid.(1 )
Toen de Berlijnse Muur viel, draaiden de rollen nogmaals. Archieven die tot dan toe achter het Ijzeren Gordijn waren schuil gegaan, bleken een ander verhaal te vertellen: de Noord- Koreaanse leider Kim Il Sung bleek een grotere rol dan gedacht, te hebben gespeeld. Stalin lijkt zich aanvankelijk terughoudend te hebben opgesteld, hoewel het waarschijnlijk Moskou was dat Peking opdracht gaf om de Noord-Koreaanse kameraden met 'vrijwilligers' uit het Chinese leger bij te staan. En het waren ook de adviseurs en piloten van Moskou die adviezen gaven en mee vochten.(2 )Al maakte het einde van de Koude Oorlog het mogelijk om veel vragen te beantwoorden, toch is er - in ieder geval in Nederland - nog veel onduidelijk, want het nieuwe verhaal van het 'post-revisionistisme' en zijn vertegenwoordigers als S.N. Goncharov, J.W. Lewis en Xue Litai, heeft in Nederland nog niet veel aandacht getrokken.
Onduidelijkheid bestaat er bijvoorbeeld nog over de vraag welke rol de Sovjet-Unie speelde in zowel het ontstaan van als het militaire optreden tijdens de Korea-oorlog. Op grond van de resultaten van de nog steeds voortdurende discussie tussen de revisionisten en post- revisionisten en de huidige post-revisionistische wetenschap wordt in dit werkstuk een antwoord op deze vraag gegeven. Daarbij word ook aandacht gegeven aan de rol die zowel de VS, China als Noord- en Zuid-Korea speelden. In het eerste hoofdstuk wordt het verloop van de oorlog geschetst, waarna hoofdstuk twee uitgebreider dan in deze inleiding de traditionele en revisionistische geschiedschrijving wordt behandeld. De kern van dit werkstuk wordt gevormd door het derde hoofdstuk waarin de resultaten van post-revisionistische onderzoek worden beschreven en de bevindingen op hun (nieuws)waarde worden beoordeeld.
Mijn dank gaat uit naar drs. H. Roozebeek en dr. W. Klinkert, respectievelijk medewerker van de Sectie Militaire Geschiedenis van de Koninklijke Landmacht (SMG) en docent militaire geschiedenis aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA), die beiden waardevolle adviezen gaven en waarvan de laatste bovendien de tekst en inhoud van het werkstuk corrigeerde.
Geschiedenis van de Korea-oorlog
De deling van Korea, met de 38ste breedtegraad als grens tussen de noord en zuid, was een weinig succesvolle ad hoc -maatregel, genomen in de turbulente nadagen van de Tweede Wereldoorlog (1939-1945). Een "last-minute" beslissing noemt Philip Mosely de scheiding.(3 )
Evenals in Duitsland kwamen ook in Korea de Amerikaanse en Sovjet-troepen tegenover, of vriendelijker: naast, elkaar te staan. En zoals ook in Duitsland en Europa het geval was, werd Korea in invloedssferen verdeelt. De Verenigde Staten (VS) zette Syngman Rhee op de troon van Zuid-Korea; de Sovjet-Unie deed hetzelfde in Noord-Korea met Kim Il Sung. Van erkenning van Noord-Korea door Zuid-Korea, de VS en de Verenigde Naties (VN) was echter geen sprake, zoals ook erkenning van Zuid-Korea door Noord-Korea, de Sovjet-Unie en Sovjet-gezinde landen uitbleef. En terwijl de Amerikaanse en Sovjet-strijdmachten zich terugtrokken, werden over en weer dreigementen geuit en oorlogszuchtige kreten geslaakt. De overschrijding van de Zuid-Koreaanse grens op zondag 25 juni 1950 vormde de gewapende climax van een reeds door enkele grensincidenten vergezelde woordenstrijd.(4 )
Bang voor al te sterk verzet van het zwakke en overrompelde Zuid-Koreaanse leger hoefden Noord-Koreaanse troepen niet te zijn. Over tanks beschikte Zuid-Korea niet en over zware wapens nauwelijks.(5 )Tegenover de goedgetrainde Noord-Koreaanse veteranen (verdeeld over zeven divisies op volledige organieke sterkte, drie onderbemande divisies, twee regimenten, 210 vliegtuigen en een pantser-brigade van 240 tanks) stonden acht slecht uitgeruste divisies, waarvan het merendeel van de manschappen en officieren nauwelijks was getraind. Het Noord-Koreaanse offensief was bovendien een verrassingsoffensief-volgens-het-boekje, want niemand in Zuid-Korea of de VS had de geruchten dat een Noord-Koreaanse aanval op handen was geloofd (zie: Hoofdstuk 2; I.F. Stone).(6 )De Noord-Koreaanse aanval was dan ook een militair succes.
De VS reageerden ogenblikkelijk op de Noord-Koreaanse aanval. Geprest door de VS eiste de Veiligheidsraad (waarin de Sovjet-Unie ontbrak, als protest tegen de weigering van de VN om de Chinese Volksrepubliek te erkennen) nog op diezelfde dag terugtrekking van Noord- Koreaanse troepen. Twee dagen later werden de VN verzocht te helpen bij het herstel van 'recht en vrijheid'. Generaal Douglas MacArthur was ondertussen al onderweg naar Korea met het Achtste Leger en de Zevende Vloot van de VS(7 )en moest als opperbevelhebber van een Unified Command metterdaad te hulp schieten.
Maar van een 'beslissende en snelle' strijd, zoals de Amerikaanse president Harry Truman wenste, was bepaald geen sprake. Hoewel, de "strijd verliep inderdaad 'decisive and swift', maar in omgekeerde richting".(8 )Noord-Korea wist in korte tijd bijna het heel Korea in bezit te nemen en dreef de Zuid-Koreaanse en Amerikaanse troepen terug tot Pusan, het uiterste puntje van het schiereiland. Hoewel het momentum, de snelheid van de Noord-Koreaanse aanval langzaam stagneerde, zaten de troepen van het Unified Command danig in het nauw. Een grootscheepse landing bij Inchon bracht uitkomst. De amfibische operatie moest als een hamer de Noord-Koreanen kapot slaan op een aambeeld, een alles-of-niets-aanval bij Pusan.(9 ) De aanval in september sneed de lange logistieke lijnen van de Noord-Koreanen af en dreef ook de aanvallers terug tot achter de 38ste breedtegraad. Zuid-Korea was vrij van Noord- Koreanen, maar het Noord-Koreaanse leger was niet vernietigd: de operatie was slechts een beperkt succes.
Misschien was dit beperkte succes van de operatie reden om de 38ste breedtegraad te overschrijden en Noord-Korea als nog te vernietigen. Of misschien was het wel "de dadendrang van het moment",(10 )die leidde tot het besluit dat Noord-Korea moest worden ingenomen. In ieder geval werd Noord-Korea stormenderhand veroverd. Een tweede front werd, door een tweede amfibische landingsoperatie, bij Wonsan geopend. Kim Il Sung en zijn regering vluchtten noordwaarts en het Noord-Koreaanse leger desintegreerde. Het succes bracht MacArthur er toe zijn plannen opnieuw aan te passen en hij gaf bevel om op te trekken tot aan de Yalu, de grensrivier tussen Noord-Korea en China.(11 )De strijd leek bijna gewonnen en nog steeds arriverende VN-troepen, waaronder het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN) leken mosterd na de maaltijd.(12 )
Toch werd de strijd nu pas echt heet, want duizenden Chinese 'vrijwilligers' mengden zich in de strijd. Nog voor de overschrijding van de 38ste breedtegraad door de VN-troepen had de Indiase ambassadeur in China Washington gewaarschuwd dat de Chinezen niet zouden blijven toekijken als Amerikaanse troepen Noord-Korea binnentrokken.(13 )Precies vijf maanden na de Noord-Koreaanse inval in Zuid-Korea, vielen Chinese troepen aan. Maar liefst zes legerkorpsen, het 38ste, 39ste, 40ste, 42ste, 50ste, en 66ste korps, met een gezamenlijke grootte van meer dan 300.000 man, hadden zich tot dan toe in de bergen verborgen gehouden.(14 )De honderdduizenden Chinezen lieten MacArthur geen andere keus dan een chaotische terugtocht of "attacking in another direction", zoals generaal-majoor O. Smith het eufemistisch noemde.(15 )
Medio januari 1951 keerde het tij. Uitgeput door de razendsnelle opmars, verzwakt door de enorme verliezen die ruim drie keer zo hoog waren dan de verliezen aan de kant van de VN en afhankelijk van steeds langer wordende logistieke lijnen, waren de Chinese en Noord- Koreaanse troepen niet langer in staat weerstand te bieden aan de druk van VN-aanvallen en bombardementen door artillerie en luchtmacht. In deze tweede fase van de strijd kreeg vernietiging van de communistische legers, liefst zonder of in ieder geval met zo weinig mogelijk VN-doden, prioriteit boven herovering van de 38ste breedtegraad. Operaties als 'Operation Killer' en 'Operation Ripper' kosten duizenden Chinezen en Noord-Koreanen het leven. En natuurlijk, met zoveel doden kon het niet uitblijven: Seoul werd op 15 maart opnieuw bevrijd.(16 )
Nog steeds was er geen sprake van een 'beslissende en snelle' oorlog geweest en de oorlog begon populariteit te verliezen. "Men houdt [nu eenmaal] niet van legers die te veel gesneuvelden tellen en weinig succesvol zijn".(17 )Het plan van MacArthur, de opperbevelhebber van het Unified Command, moest een snel einde maken aan de oorlog. Binnen tien dagen na uitschakeling met atoombommen van de Chinese bases in Mantsjoerije, gecombineerd met een radioactieve buffer in het noorden, amfibische landingen van in totaal een half miljoen nationalistische Chinezen van Formosa (Taiwan) op zowel de oost- als de westkust en een aanval van de VN-troepen om de door de nationalisten afgesneden communistische troepen te vernietigen, zouden de Noord-Koreanen en Chinezen zich overgeven, zo schatte MacArthur. Een inschatting die, volgens Edgar O'Ballance, waarschijnlijk juist was: 'de conclusie is waarschijnlijk dat als generaal MacArthur toegestaan was zijn plan uit te voeren - en als het vrij snel werd uitgevoerd - het succesvol zou zijn geweest'.(18 )
MacArthur's plan van aanpak paste echter niet in de plannen die Truman had. De VN dreef de Noord-Koreanen en Chinezen terug, verkeerde daarom in een betere onderhandelingspositie dan de communisten en dus was het tijd voor onderhandelingen. Uitspraken van MacArthur en een brief waarin de generaal zijn instemming betuigde met het minderheidsstandpunt van Congreslid J.W. Martin om Nationalistisch China bij de strijd te betrekken en de idee dat stabiliteit in Europa prioriteit boven het oplossen van de Korea-kwestie, afkeurde. "There is no substitute for victory" zo besloot MacArthur. Generaals bleken wel vervangen te worden; MacArthur werd ontslagen, door zijn veldcommandant, generaal Matthew Ridgway, opgevolgd en Ridgway werd opgevolgd door generaal James van Fleet.(19 )
Niet alleen Amerikaanse generaals, maar ook ideeën en strategieën van de VS werden vervangen. De gewenste strategische eindsituatie, "de toestand die aan het einde van de campagne moet zijn bereikt om het conflict te beëindigen of op te lossen onder voor de eigen partij gunstige voorwaarden",(20 )was niet langer vereniging en bevrijding van Korea, maar het behouden van de bereikte toestand.(21 )Op 22 april begon een groot communistisch offensief, dat duidelijk maakte dat ook voor het behoud van wat bereikt was, gevochten moest worden. De slachting aangericht onder de Noord-Koreaanse en Chinese troepen bracht het offensief vijf dagen later tot stilstand.(22 )De mislukking van het communistische offensief betekende tegelijkertijd een nieuwe, derde en langste fase in de Koreaoorlog. Een fase waarin weinig beweging zat: loopgraven, prikkeldraad en mijnen kenmerkten de frontlinie.(23 )De strijd zat muur vast, militaire middelen hadden gefaald en dus was het tijd voor onderhandelingen.
De eerste ontmoeting tussen onderhandelaars van beide strijdende partijen vond plaats op 10 juli 1951. Hoewel deze eerste stap op de weg naar vrede al na een jaar van oorlog werd gezet was de verdere weg "long, complex, and enormously repetitive".(24 )Problemen rondom de uitwisseling van krijgsgevangenen en beschuldigingen van communistische kant vergemakkelijkten het gesprek niet.(25 )Na de dood van Stalin in maart 1953 veranderde de communistische opstelling. Britse krijgsgevangenen werden via de Sovjet-Unie naar Groot- Brittannië teruggestuurd. Uiteindelijk werd op 27 juli 1953 een akkoord bereikt.(26 )Voor bijna anderhalf miljoen Noord-Koreaanse en Chinese en bijna honderdduizend VN-doden was dat te laat.
Traditionele geschiedschrijving
Inleiding
Stalin was voor velen de man achter de Noord-Koreaanse schermen en een hele generatie geschiedkundigen, de 'traditionele' Korea-historici, deelde die mening. Philip Mosely bijvoorbeeld, in zijn The Kremlin and world politics. Studies in Soviet policy and action.(27 )Hoewel zijn studie een onderzoek is naar de Sovjet-politiek in het algemeen en een periode beslaat van kort voor de Tweede Wereldoorlog tot en met het optreden van Nikita Chroetsjov, besteed Mosely uitgebreid aandacht aan de Korea-oorlog en neemt daarbij geen blad voor de mond. Ook Adam Ulam, schrijver van Expansion and coexistence. Soviet foreign policy,1917-67,(28 )een onderzoek dat evenals dat van Mosely meer dan de Korea-oorlog omvat, en David Rees, auteur van de klassieker Korea: the limited war,(29 )meenden in het NoordKoreaanse optreden de hand van de Sovjet-Unie te kunnen zien.
Philip Mosely
Misschien is Mosely wel het meest wantrouwend van het drietal Mosely-Ulam-Rees, want, in tegenstelling tot Ulam en Rees, ziet Mosely overal de hand van de Sovjet-Unie in. Zonder omhaal van woorden verklaart Mosely dat het ontketenen van de Korea-oorlog een van Stalin's domste zetten ooit is geweest. En zonder onderbouwing stelt Mosely dat het sein voor de aanval uit Moskou klonk, dat de aanzet tot onderhandelingen uit de Sovjet-Unie kwam en dat het staakt-het-vuren-akkoord werd gesloten omdat het Sovjet-Politbureau dat nodig vond. Daarbij wijst de schrijver op de training van Noord-Koreaanse troepen door Sovjet-officieren en op de opleiding die een deel van de Noord-Koreaanse officieren in de Sovjet-Unie ontving. Gewaagd zijn de veronderstellingen over de "laatste voorbereidingen voor de Korea- campagne", die "mogelijk" in Moskou zijn getroffen tijdens het bezoek dat Mao in januari 1950 aan de stad bracht. Even goed is het volgens Mosely "mogelijk" dat Mao verheugd was over de plannen om de "Westerse imperialisten" te verdrijven. Omdat zowel Moskou als Peking hier belang bij hadden, noemt Mosely het dan ook onwaarschijnlijk dat de Chinese bemoeienis met de Korea-oorlog een zelfstandige daad van China is geweest, die bedoelt was om de Sovjet-Unie te beproeven. De auteur acht het waarschijnlijker dat de Sovjet-Unie Chinese hulp inheeft geroepen om zo belangrijke havens en vliegvelden in handen te krijgen. Niet voor niets natuurlijk, maar in ruil voor terugtrekking uit Dairen en Port Arthur.(30 )
Een oorlog was niet nodig geweest, stelt Mosely. Tijd zou in het voordeel van de Sovjet-Unie hebben gewerkt, omdat interne strubbelingen in Zuid-Korea het land waarschijnlijk zonder slag of stoot in communistische handen zou hebben gebracht. De VS hadden immers geen zin om geld in een "rathole" te storten. Tegenover het geringe gevaar dat de Sovjet-Unie bij een aanval liep, stonden grote voordelen. Zo zou oor de verschuiving van de grens van het communistische bolwerk richting Japan een extra buffer worden gecreëerd. Ook noemt Mosely de mogelijkheid om bases in te richten voor dit door de komst van bijvoorbeeld VS- troepen onmogelijk werd gemaakt. Daarmee is volgens Mosely nog niet verklaart waarom Stalin voor oorlog koos, omdat de Sovjet-unie dit waarschijnlijk ook zonder oorlog bereikt zouden kunnen hebben.
Mosely meent dat de Sovjets waarschijnlijk voor een oorlog in Korea kozen, omdat zij twijfelden of de bevolking hun wel gunstig gezind waren. Niet voor niets trokken meer Noord-Koreanen naar het Zuiden dan andersom. Een tweede mogelijke verklaring die Mosely geeft, is dat de Stalin voor oorlog koos omdat hij dat gewend was. Hoe dan ook, de, voor de Sovjet-Unie, onverwachte tegenactie van de VS en de VN ontnam de Sovjets het "easy prestige-succes" en de strategische winst die zij dachten te behalen, concludeert Mosely. En daarmee was het tijdschema voor de Sovjet-expansie een grote klap toegebracht.(31 )
Adam Ulam
Voor Ulam is de aanval van Noord-Korea slechts een illustratie van de politiek van de Sovjet- Unie, die gericht was op "ideologische expansie en het fantoom van Communistische eenheid".(32 )Azië deed er voor de Sovjet-Unie niet echt toe. Dat neemt niet weg dat "het geen twijfel leidt dat gebeurtenissen en kansen in Azië door het Kremlin in samenhang met de ontwikkelingen in Europa zijn bekeken". De aanvankelijk geringe belangstelling voor Azië veranderde toen bleek dat het Westerse imperialisme in Azië zwakker was dan gedacht. Hoewel geen van de communistische opstanden die her en der in Azië plaats vonden een directe binding met de Sovjet-Unie vertoont, "moeten zij Sovjet-toestemming hebben ontvangen". Ook is het "een veel te simpele kijk op de buitenland politiek van de Sovjet-Unie om te zeggen dat de zucht naar ["drive for"] expansie, die in Europa werd ingeperkt ["checked"], in Azië geïntensiveerd werd met de Korea-oorlog". Daarom wijst alles er volgens Ulam op dat de Sovjet-Unie achter de aanval op Zuid-Korea zat, want "dat de Noord- Koreanen op eigen initiatief zouden hebben aangevallen is ondenkbaar. Dat de Chinesen zo'n ontwikkeling in juni 1950 wensten, terwijl plannen om Formosa aan te vallen rijpten, is onwaarschijnlijk".(33 )
De meest logische verklaring van de Sovjet-motieven is volgens Ulam dat er voor de Sovjet- Unie geen reden was om te veronderstellen dat de VS zouden ingrijpen en de inname van Zuid-Korea beloofde daarom een gemakkelijke opruim-operatie ["tidying-up operation"] te worden. Hoewel de inval de Sovjet-Unie, of beter: het communisme, populariteit kon kosten, zou de communistische absorptie de hele situatie in de Pacific ten gunste van de Sovjet-Unie kunnen veranderen. Of de VS zouden, geschrokken door het succes, Japan verlaten, of Japan zou een Amerikaans bolwerk worden, waardoor de defensie-inspanningen elders zouden afnemen. De Amerikaanse reactie was dan ook een flinke streep door de rekening van Stalin.(34 )
"Ironisch" noemt Ulam de gebeurtenissen in 1950. "De Sovjet-Unie gaf toestemming of opdracht aan haar communistische satelliet om aan te vallen. Zodra de laatste verslagen begon te worden en met vernietiging werd geconfronteerd zou het logisch zijn geweest dat de USSR de VS zou hebben gewaarschuwd tegen het voortzetten van de strijd op het territorium van Noord-Korea." De Sovjet-Unie had de Chinese vrijwilligers te hulp moeten schieten. "Waarom zou de zwakste partner het grootste risico nemen? Was het niet beschamend dat de machtige ["great"] Sovjet-Unie een beroep moest doen om haar oorspronkelijke blunder weer goed te maken?" Maar Stalin's Rusland was niet gauw beschaamd, beweert Ulam en bovendien wilde Stalin beslist niet militair betrokken raken in de strijd. Daarom had Stalin er geen problemen mee de Chinezen voor zijn karretje te spannen.(35 )
Hoewel niet expliciet verwoord, lijkt Ulam te beweren dat ideologische motieven voor China reden waren om Stalin's vuile karweitjes op te knappen. "Het gedetailleerde antwoord moet wachten op toekomstige onthullingen, zoals aangaan de communicatie tussen Moskou en Peking in deze maanden." Maar, de Sovjet-Unie was natuurlijk het meest invloedrijke communistische land en had zo ook in China flink wat in de melk te brokkelen. China was bovendien bereid om waar mogelijk afbreuk te doen aan de macht van de VS en door NoordKorea te hulp te schieten werden de VS of verslagen of anders genoodzaakt haar inspanningen in Korea te vergroten en dus elders te verminderen. Daarmee was het oorspronkelijke doel niet helemaal, maar wel deels, bereikt.(36 )
David Rees
In juni 1950 verkeerde Zuid-Korea in staat van chaos. De Azië-politiek van de VS was bovendien zwak en verward. Korea speelde geen rol van belang in de defensie-strategie en het land was eigenlijk zelfs 'afgeschreven'. Daarom had Noord-Korea geen beter moment kunnen kiezen om Zuid-Korea binnen te vallen, voordat een "Koreaanse eenwording door een gewapende invasie te gevaarlijk" was geworden, dan juni 1950, zo concludeert Rees. Tenslotte was "beste strategie in oorlog" volgens Radio Pyongyang "om operaties uit te stellen tot de morele integratie van de vijand een dodelijke slag mogelijk en makkelijk maakt[e]". Daarentegen steunde de Sovjet-Unie Noord-Korea's vijandige bedoelingen. "Het was een Sovjet-oorlogsplan, naar verluidt uit gewerkt door de Russische generaal Antonov". Mede dankzij Sovjet-hulp in de vorm van "grootschalige Russische leveranties van tanks, artillerie en zware uitrusting" was het leger van de 'Sovjet-satelliet' er klaar voor.(37 )
Conclusie
Mosely, Ulam en Rees delen de mening dat de Sovjet-Unie achter de aanval van Noord- op Zuid-Korea zat. Stalin was volgens Mosely te ongeduldig. De Sovjet-Unie zou uiteindelijk ook zonder oorlog Zuid-Korea in bezit hebben gekregen. Mosely bedrijft wat psychologie-uit- de-losse-pols om twee verklaringen voor dit ongeduld te bieden: of Stalin twijfelde aan de Sovjet-gezindheid van de bevolking of Stalin koos voor oorlog omdat hij dat gewend was. Ook Ulam veronderstelt veel als het gaat om de vraag waarom de Sovjet-Unie "toestemming of opdracht aan haar communistische satelliet" gaf "om aan te vallen". Voor de Sovjets was er geen reden was om te veronderstellen dat de VS zouden ingrijpen, terwijl de "ideologische expansie en het fantoom van Communistische eenheid" hoog in het vaandel van de Sovjet-Unie stonden. Bovendien noemt Ulam het "ondenkbaar" dat "de Noord-Koreanen op eigen initiatief zouden hebben aangevallen" en "onwaarschijnlijk" dat "de Chinesen zo'n ontwikkeling in juni 1950 wensten, terwijl plannen om Formosa aan te vallen rijpten". Rees wijst er op dat Noord-Korea wachtte op een geschikt moment om aan te vallen volgens een plan dat "naar verluidt" door een Russische generaal was opgesteld. Daarmee bewijst Rees eveneens niet dat de Sovjet-Unie verantwoordelijk was voor de aanval op Zuid-Korea. De beweringen van het drietal klinken stellig, maar zijn in feite vaak niet meer dan veronderstellingen.
Revisionistische geschiedschrijving
Inleiding
Stellige uitspraken over de schuld van de Sovjet-Unie aan de Korea-oorlog werden niet door iedere historicus onderschreven. I.F. Stone bijvoorbeeld, hield er al in de jaren vijftig in zijn boek The hidden story of the Korean war (38 )een andere mening op na. Ook de generatie van 'revisionistische' geschiedschrijvers, die in de jaren zeventig begonnen met publiceren van onderzoeken naar het ontstaan en het verloop van de oorlog in Korea, dachten er anders over. De bekendste van deze revisionisten - hoewel hij zelf de benaming 'revisionist' als 'stigmatiserend' beschouwd(39 )- is misschien wel Bruce Cumings, een historicus die in zijn boek The origins of the Korean war (40 )Zuid-Korea ervan beschuldigde Noord-Korea te zijn binnengevallen. Het ontstaan van het revisionisme is nauw verbonden aan de Vietnam-oorlog, of beter: "de nasleep van het Amerikaanse debacle".(41 )"Niet langer vonden historici het vanzelfsprekend dat de Sovjet-Unie de feitelijke agressor was geweest".(42 )
I.F. Stone
"Vreemd", "onmogelijk te accepteren" en "moeilijk te begrijpen" noemt de New Yorkse journalist I.F. Stone de verschillende verklaringen die de Amerikaanse en Zuid-Koreaanse overheden gaven voor de plotselinge aanval van Zuid-Korea.(43 )Hoewel Stone volgens de stofomslag aanvankelijk geloofde wat de Amerikaanse regering beweerde, ging hij twijfelen toen hij verschillende tegenstrijdige verklaringen las. "Dit bracht hem tot een volledige herwaardering [full-scale reassessment] van de Korea-oorlog." Stone "weet hier niet alle antwoorden. Veel over de Korea-oorlog is nog verborgen en zal nog lang verborgen blijven." Wel meent Stone "nieuw licht op het ontstaan" van de oorlog te hebben geworpen.(44 )
Een kant-en-klare conclusie over de oorzaken van de Korea-oorlog ontbreekt in The hidden story of the Korean war, maar in zijn inleiding geeft Stone aan dat hij vermoedt dat de "grote machten de slachtoffers waren [...] van eigenzinnige satellieten". De vingers van Noord- en Zuid-Korea jeukten. Washington, Moskou en Peking verwachtten al lang een openlijke krachtmeting [showdown], maar waren te bang om te proberen dit te vermijden. Daarom gelooft Stone niet dat de aanval op Zuid-Korea als een verrassing kwam voor de VS. De journalist wijst op de verklaringen van diverse militairen en politici in de eerste dagen van de oorlog. Een Pentagon-militair verklaarde op de dag van de aanval "dat de VS de aanval verwachtten" en dat er zelfs "schepen klaar lagen om familieleden van Amerikaanse officieren" te evacueren. Ook de hoogste CIA-directeur vice-admiraal R.H. Hillenkoetter verklaarde openlijk dat de Amerikaanse inlichtingendienst wist dat er "omstandigheden bestonden in Korea die deze of volgende week een invasie betekend konden hebben". Voor een commissie van de Senaat zwakte de admiraal zijn uitspraken af tot de verklaring dat de CIA wist dat "Noord-Koreaanse troepen al een jaar de mogelijkheid hadden om het Zuiden binnen te trekken". Ook inlichtingenrapporten wezen op een ophanden zijnde aanval. "Het is de vraag waarom Washington verbaasd zou moeten zijn, terwijl er alle reden was om inlichtingenrapporten te geloven dat een aanval in voorbereiding was."(45 )
Noord-Korea werd door de Sovjet-Unie niet helemaal vertrouwd, beweert Stone verder. Daarbij citeert hij de Russische generaal Zakharov die tegenover de France-Soir verklaarde dat "het Politbureau weigerde de Noord-Koreanen vliegtuigen te geven", om te voorkomen dat Noord-Korea "op een dag in staat zal zijn om Japan aan te vallen" en zo de Sovjet-Unie "mee te slepen in een oorlog met de VS". En als "de Russen al bang waren dat de NoordKoreanen hun [in een oorlog] met de VS zouden verwikkelen, de Amerikanen waren niet minder bezorgd dat de Zuid-Koreanen het Verre Oosten in vuur en vlam zouden zetten." De grootmachten waren bang voor hun satellieten.
Stone twijfelt aan bijna alles. Bijvoorbeeld aan de cijfers van slachtoffers en de bereidwilligheid om te onderhandelen. Een "statistische slapstick" noemt de kritische Stone de aantallen gesneuvelde, gewonde en gevangengenomen Amerikanen. Generaal Ridgway verklaarde op 13 november dat er 8000 Amerikanen waren gesneuveld. Een dag later deelde kolonel Hanley mee dat er slechts 5500 "killed-in-action" zijn. Twee dagen later stelt de kolonel zijn cijfers bij en zegt dat er 6270 militairen zijn omgekomen. En vier dagen later is het generaal Ridgway die spreekt over 6000 "mogelijk" doden en 365 "zeker" neergeschoten krijgsgevangenen.(46 )
Eigenlijk waren de VS bang voor vrede, zo eindigt Stone. Deze merkwaardige uitspraak onderbouwt hij allereerst met de uitspraak van de Amerikaanse generaal Van Fleet dat de Korea-oorlog "een zegening" voor de VS was. Ook wijst hij op de invloed van een aantal invloedrijke politici, zoals de president van Nationalistisch China, Tjiang K'ai-sjek, de politieke leider van Zuid-Korea, Syngman Rhee, en de Amerikaanse politicus John Foster Dulles, die voortzetting van de oorlog wilden. En, zo beweert Stone, terwijl president Truman en zijn minister van Buitenlandse Zaken, D.G. Acheson, eigenlijk de oorlog zo snel mogelijk wilde beëindigden, konden zij tegelijkertijd deze invloeden van buitenaf niet negeren. Truman werd in een spagaat gedwongen, waarvan een twijfelende houding het gevolg was. Door Trumans twijfels bleven de VS betrokken in de oorlog. Een soort oorlogseconomie was het gevolg. Verder was oorlog nodig om burgers te overtuigen van de noodzaak om hoge kosten te maken voor de verdediging van Europa. Vrede "in Korea, of zelfs het praten over vrede" maakte "mensen - zowel in de VS als in Europa - minder bereidwillig om offers te brengen voor wapens", zo citeert Stone de Wall Street Journal. Daarom waren de VS "gevangene van de oorlogskoorts", "oorlogsverslaafd"en "bijna hysterisch bang voor vrede".(47 )
Bruce Cumings
Het 1563 pagina's en twee delen tellende levenswerk van Bruce Cumings, The origins of the Korean war, concludeert allereerst dat de VS wilden voorkomen dat "zuidelijk Korea zich niet richtte op Amerikaanse belangen - of om het anders te zeggen: zich richtte op Sovjet- belangen". Syngman Rhee speelde een belangrijke rol in die pogingen om een Sovjet- oriëntatie af te wenden. De Amerikanen hadden "zijn politieke vaardigheden", zijn beheersing van 'rechts' en "zijn prestige als een patriot" nodig. Andersom had ook Rhee de Amerikanen nodig om de "top in het zuiden" te bereiken en "het zuiden tegen het communisme" te beschermen.(48 )Veel goede woorden heeft Cumings niet over oor het Rhee's bewind, want "de grondslagen van het Rhee-regime combineerden, in theorie en praktijk, [...] Koreaans confucianisme, Westers fascisme, democratische slogans, Chinees-nationalistische pretentieloosheid en triestheid".(49 )De woorden van de CIA dat "Rhee's opgeblazen [inflated] ego hem tot rampzalige acties [...] voor de nieuwe Koreaanse regering en [...] de belangen van de VS" kan brengen, beschouwt Cumings dan ook als "profetisch".(50 )
Van "Sovjet-Koreanen" in Noord-Korea is volgens Cumings geen sprake. Over de "veronderstelde agenten [van de Sovjet-Unie] in Noord-Korea" deden "wilde cijfers" de ronde, "vijftienduizend, dertigduizend en meer", maar "zorgvuldig onderzoek schetst een ander beeld". "Noord-Korea werd geen satelliet, maar de Sovjets wilden zoveel mogelijk invloed [...] tegen zo weinig mogelijk kosten." "De buitenkant van Sovjet-aanwezigheid" verblindde "de meeste waarnemers" waardoor "echte verschillen tussen het Koreaanse en Sovjet-socialisme en de spanningen in de relatie met Moskou" over het hoofd werden gezien. "De Sovjet-Koreaanse relatie [...] lijkt achteraf gezien complexer en meer verstoord dan gewoonlijk gedacht; het juiste beeld is niet dat van een soort marionet, maar een bedachtzaam duet tussen twee [elkaar] wantrouwende bondgenoten."(51 )
Cumings weerspreekt de traditionele geschiedschrijvers in bijna alles. Hij geeft toe dat de Noord-Koreanen "spraken over de bevrijding van Zuid-Korea in "de nabije toekomst"", de "militaire en klassestrijd" benadrukten en "1950 het jaar van de beslissing" noemden, maar wijst er op dat ook China dergelijke "retoriek" tegen Taiwan gebruikte. En als bewijs van Noord-Korea's goede wil, wijst Cumings op het "positieve antwoord" dat de Amerikaanse journalist Walter Sullivan in 1949 van Noord-Korea kreeg op zijn verzoek om het land te mogen bezoeken.(52 )De beweringen van bijvoorbeeld David Rees, dat "mede dankzij Sovjet- hulp in de vorm van "grootschalige Russische leveranties van tanks, artillerie en zware uitrusting" [...] het leger van de "Sovjet-satelliet" er klaar voor" was (zie: Hoofdstuk 1; David Rees), bagatelliseert Cumings door de wapens "verouderde uitrusting" te noemen. "Noord- Korea was [...] in geen geval geheel van Sovjet-wapens afhankelijk." De VS daarentegen "subsidieerden" Zuid-Korea.(53 )
"Nergens was het Amerikaanse stempel duidelijker dan op het Zuid-Koreaanse leger." En het "lijdt geen twijfel dat Rhee, tijdens het bezoek [van de Amerikaanse politicus Dulles] [...] gepleit heeft voor een aanval op het Noorden".(54 )Cumings presenteert drie "mozaïeken" die alle drie een antwoord geven op de vraag wie "begon de Korea-oorlog?". "Het eerste mozaïek is de[...] "officiële" [traditionele] geschiedenis, en in het bijzonder de bewijzen daarvan [documentary evidence behind it]. Mozaïek drie is de Noord-Koreaanse verklaring, die precies de eerste [...] omkeert: het Zuiden lanceerden een niet-uitgelokte, verassingsaanval [...]. De best dekkende [most absorbing] verklaring is, mogelijk, mozaïek twee: het Zuiden lokte de oorlog uit." De Korea-oorlog was "een burger-oorlog en een revolutionaire oorlog, een volksoorlog [people's war]",(55 )waarin beide partijen hoopten dat de andere partij "dom genoeg [zou zijn] om als eerste" aan te vallen.(56 )
Conclusie
De Sovjet-Unie en de VS waren bang voor Noord- en Zuid-Korea, de VS waren verslaafd aan oorlog en "bijna hysterisch bang voor vrede" en daarmee waren de grootmachten volgens Stone "slachtoffers [...] van eigenzinnige satellieten". Ook Cumings legt in zijn Origins of the Korean War de nadruk op de rol van Zuid-Korea, Syngman Rhee en de VS, die elkaar nodig hadden om "het zuiden tegen het communisme" te beschermen. De profetie van de CIA, die Rhee "tot rampzalige acties" in staat achtte, kwam volgens Cumings uit. Het Zuiden lokte de oorlog uit en de Korea-oorlog was daarom "een burger-oorlog". En al hoopten beide partijen dat de andere partij "dom genoeg [zou zijn] om als eerste" aan te vallen, toch was Noord-Korea niet de agressor. De agressieve taal die Noord-Korea gebruikte, wordt door Cumings "retoriek" en "propaganda" genoemd. En terwijl de VS bijdragen leverde aan het agressieve Zuiden, was Noord-Korea slechts deels van Sovjet-wapens afhankelijk. Noord-Korea was dan ook, volgens Cumings, beslist geen marionet van de Sovjet-Unie, hoewel de Sovjets wel zoveel mogelijk invloed probeerden te krijgen tegen zo weinig mogelijk kosten.
Post-revisionistische geschiedschrijving
Inleiding
Het bezoek dat de president van Rusland, Boris Jeltsin, in 1994 bracht aan Zuid-Korea was van historisch belang. Niet zo zeer omdat de leider van het grootste land uit de voormalige Sovjet-Unie een bezoek aflegde aan een land dat ooit door een Sovjet-bevriend land was binnengevallen, als wel om het presentje dat Jeltsin aan zijn Zuid-Koreaanse collega overhandigde: ongeveer 200 documenten die stuk voor stuk handelden over de rol van de Sovjet-Unie in de oorlog op het Koreaanse schiereiland.(57 )Het bezoek en vooral het geschenk waren tekenend voor de veranderde situatie van na de Koude Oorlog. Niet langer waren de Sovjet-archieven verstopt achter een ontoegankelijk Ijzeren Gordijn.
De toegang tot de Sovjet-archieven betekende het begin van een nieuwe periode in de geschiedschrijving over de Korea-oorlog. Het eenzijdige onderzoek van de traditionelen en revisionisten, dat vooral gebaseerd was op de al eerder toegankelijke archieven in de VS, werd gecompleteerd door verschillende 'post-revisionistische' studies. Het drietal S.N. Goncharov, J.W. Lewis en Xue Litai schreven Uncertain partners. Stalin, Mao and the Korean war, een studie, gebaseerd op Chinese en Noord-Koreaanse stukken, interviews met ooit bij de oorlog betrokken Chinese en Noord-Koreaanse verantwoordelijken en documenten van Stalin's persoonlijke vertegenwoordiger bij Mao. Uncertain partners is een studie naar het ontstaan van Korea-oorlog.(58 )Een opvallende eend in de historische bijt is het Cold War International History Project (CWIHP) van het Woodrow Wilson International Center for Scholars, dat in verschillende bulletins en "working papers" artikelen en (in het Engels vertaalde) documenten publiceerde.(59 )Daarnaast publiceerde de vooraanstaande Koude Oorlog-kenner John Lewis Gaddis het boek We now know. Rethinking Cold War history. Zoals hij zelf schrijft, is Gaddis de nieuwe bewijzen met een "open mind" te gemoed getreden, om "wat we nu weten maar niet wisten" samen te vatten.(60 ) Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory die onder redactie van Odd Arne Westad verscheen, is een bundel van lezingen, gehouden tijdens een symposium over "wat we hebben geleerd sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie".(61 )
S.N. Goncharov, J.W. Lewis en Xue Litai
De conclusie van het drietal historici S.N. Goncharov, J.W. Lewis en Xue Litai in hun studie Uncertain partners lijkt veel op wat I.F. Stone al vermoedde, namelijk dat de "grote machten de slachtoffers waren [...] van eigenzinnige satellieten" (zie: Hoofdstuk 2; I.F. Stone). Noord- Korea was zo'n satelliet. De afhankelijkheid van Kim Il Sung van de Sovjet-Unie was groot. Kim werd in de Sovjet-Unie opgeleid tot infanterie-officier en was daardoor een betrouwbare pion voor de Sovjets. En hoewel ook Mao flink wat Chinese adviseurs in Noord-Korea had, waren het voornamelijk Sovjet-adviseurs die belangrijke posities in Pyongyang bekleedden. Het was ook de Sovjet-Unie die Noord-Korea aan "immense" hoeveelheden wapens hielp, maar veel zin in een "nationale bevrijding" van Zuid-Korea had Stalin niet, hoewel hij zijn "sympathie voor hereniging" uitsprak. Mao was, volgens Goncharov, Lewis en Xue Litai, nog "voorzichtiger dan zowel Kim als Stalin". Kim wist echter Stalin te overtuigen dat de Sovjet- Unie niet bang hoefde te zijn voor ingrijpen van de VS, want de 'bevrijdingsoorlog' zou een snelle oorlog van slechts 3 dagen worden. Een gelijktijdige communistische opstand in Zuid- Korea en de reeds aanwezige guerrilla's in het noordelijke berggebied van Zuid-Korea zouden de inval vergemakkelijken. De oorlog zou voorbij zijn voor de VS het wisten en bovendien hadden de Amerikanen geen voorbereidingstijd om in te grijpen. Stalin ging akkoord.(62 )
Kim was zelf maar deels van zijn eigen gelijk overtuigd. Dat "de Amerikanen nooit zouden deelnemen in de oorlog" stond voor hem vast. De VS hadden dat immers in de "burgeroorlog in China" niet gedaan en zouden zich "in zo'n kleine oorlog op het Koreaanse schiereiland" ook niet mengen. Van de communistische revolte in Zuid-Korea was Kim echter niet overtuigd. Uit angst voor de consequenties van een verkeerde voorspelling liet Kim Pak Hon Yong Stalin antwoord geven, denken de auteurs van Uncertain partners; Pak werd "nog geen drie jaar na het einde van de oorlog [...] berecht en geëxecuteerd". Maar Stalin "kon geen excuus" vinden om Kim's voorstel te weigeren, maar vertelde Kim wel dat ook al zouden de VS zich in de strijd werpen, de Sovjet-Unie zich afzijdig zou houden. De "situatie in het Westen" was voor de Stalin belangrijker.(63 )
"Zoals Kim Pak aansprakelijk maakte, zo maakte Stalin Mao verantwoordelijk voor de uitkomst van Kim's mogelijke rampzalige fout." Stalin kondigde aan "geen vinger uit te steken" en verwees Kim door naar Mao. En hoewel Mao voorzichtiger was dan Stalin, kon Mao Kim niet stoppen. "Mao moest positief zijn", want hij "kon zijn angst voor Amerikaanse interventie in Korea niet uitspreken zonder Stalin de waarschijnlijkheid van dezelfde VS- betrokkenheid in Taiwan op te biechten. Kim speelde zo Mao tegen Stalin en Stalin tegen Mao uit. Goncharov, Lewis en Xue Litai voorspellen dat "als er verslagen van gesprekken opduiken, zij zullen onthullen [...] [dat] Kim Stalin's steun bij Mao overdreef, en vice versa".(64 )Tussen Mao en Kim begon een "race" om de "eerste salvo af te vuren". Stalin, zo vatten Goncharov, Lewis en Xue Litai samen, zag veel voordelen in Kim's plan om Zuid- Korea in te lijven bij Noord-Korea. Eenwording van Korea zou een extra buffer langs de Sovjet-grens scheppen. Het schiereiland zou verder een springplank richting Japan kunnen vormen. Tegelijkertijd kon de reactie van de VS worden getest, terwijl de Sovjet-Unie buiten schot bleef. En bovendien zou Amerikaans ingrijpen ten koste gaan van Amerikaanse inspanningen in Europa.(65 )
Cold War International History Project (CWIHP)
"Veel belangrijke vragen" over de Korea-oorlog blijven onbeantwoord, moet Kathryn Weathersby vaststellen. De "documenten uit de presidentiele archieven in Moskou zijn schaars betreffende de belangrijke periode van april-juni 1950". Toch levert Weathersby in haar artikel 'New Russian documents on the Korean War' een bruikbare "toevoeging aan de beschikbare bewijzen over de beslissingen op hoog niveau".
Zo beschouwden Kim Il Sung en de Sovjet-ambassadeur T.F. Shtykov een op 30 januari 1950 gestuurd telegram van Stalin aan Shtykov volgens Weathersby als een goedkeuring voor de Noord-Koreaanse oorlogsplannen. In het telegram geeft de Sovjet-leider aan Kim te willen assisteren bij een gewapende hereniging van de beide Korea's.(66 )Kim reageerde "erg tevreden" en kondigde in een reactie op het telegram aan "voorbereidingen" te treffen "voor een ontmoeting met Stalin" om de "details van de campagne" uit te werken. Noord-Korea was daarbij sterk afhankelijk van de Sovjet-Unie betoogd Weathersby, voor de levering van zowel "aanzienlijke hoeveelheden goederen" en kennis. "Van 1945 tot 1950 kon Noord-Korea zich alleen tot de Sovjet-Unie richten voor deze steun." China was nog niet in staat "om haar Koreaanse kameraden te helpen". Kim kreeg wat hij wilde en rapporteerde Shtykov dat "hij zijn chef van de generale-staf opdracht had gegeven om zijn strijdkrachten voor te bereiden op de militaire operatie tegen het Zuiden en dat hij de operatie in juni wilde laten beginnen, hoewel hij niet wist of zij dan klaar zouden zijn".(67 )
Het enthousiasme van Kim zal wel snel na de inval verdwenen zijn. Stalin reageerde in ieder geval "geprikkeld en nerveus" op de "Amerikaanse deelname aan de oorlog". Weathersby legt de nadruk op de vrees van Stalin voor een herbewapend Japan en wijst er op dat de VS de Sovjets angst hadden aanjoegen met een bewapende Japanse politie van 75.000 man. Maar, ondanks "Stalin's zorgen om een direct militair conflict met de VS te vermijden, ging hij uiteindelijk toch akkoord" met levering van materiele steun. "Terwijl de Chinese leiders vooral verantwoordelijk waren voor het leiden van het slagveld, speelden de Sovjet-leiders een centrale rol in het formuleren van een diplomatieke strategie voor de communistische kant in de oorlog."(68 )
De studie van Alexandre Mansourov onderschrijft de door Weathersby geconstateerde betrokkenheid van Stalin, Mao en Kim. En terwijl Stalin, in tegenstelling tot wat de Chinese premier en minister van Buitenlandse Zaken Zhou Enlai later zou beweren, Mao niet in de steek liet door voortdurend materiaal en eenheden te leveren, had Kim, volgens Mansourov, alle reden om zich verraden te voelen. Stalin gaf namelijk, zodra de VN-toepen de 38ste breedtegraad overschreden, bevel aan Kim om zich uit Noord-Korea te vertrekken en "de resten van het Noord-Koreaanse leger terug te trekken in guerrilla-kampen in noord-oost China en de" Sovjet-Unie. Merkwaardig genoeg waren het de Amerikanen die Kim uit de problemen hielpen door. De Amerikaanse opmars naar de Chinese grens dwong Mao er min of meer toe om "bijna tegen hun wil in te grijpen in Korea en gaven Stalin daarmee een legitieme reden om zijn eigen beslissing om Noord-Korea te evacueren te heroverwegen. Stalin was dus bereid "Noord-Korea te laten vallen en de VS toe te staan buurland van de Sovjet-Unie te worden [...] als dat de prijs was die betaald moest worden om een directe militaire confrontatie met de VS te voorkomen". Voor Kim waren "de beperkingen van de Sovjet-hulp" en zijn "persoonlijk afhankelijkheid van Moskou" duidelijk en hij begon na te denken over het afstand nemen van de Sovjets.(69 )
John Lewis Gaddis
Vroeger of later zou de Koreaanse bom gebarsten zijn, beweert Gaddis. Het nationalisme van zowel Kim Il Sung als Rhee, die beiden een verenigd Korea wilden leiden, zou vroeg of laat botsen. En terwijl Cumings het antwoord op de vraag wie nu eigenlijk de Korea-oorlog begon niet wilde beantwoorden, durft Gaddis dat wel. "Kim kreeg begin 1950 groen licht van Stalin, terwijl Rhee slechts oranje lichten van de VS kreeg, die neigden naar rood."(70 )Stalin had dus in de jaren '50 de idee van een wereldrevolutie nog niet opgegeven, integendeel, "hij verwachtte dit als resultaat [...] van een uitbreiding van [Sovjet]invloed". Hoe ver die invloed zich zou uit strekken hing, volgens Stalin, af van hoe ver de Sovjet-legers zouden kunnen komen. En de inname van Zuid-Korea leek een oorlogje met weinig risico.
Gaddis wijt deze onvoorzichtigheid van Stalin aan overmoed. Normaal woog de Sovjet-leider zijn kansen zorgvuldig af tegen de gevaren en wilde daarom, toen operatie-Korea eenmaal mislukt bleek, ook niet ingrijpen. Te gevaarlijk, de Sovjet-Unie was "nog niet klaar voor een Derde Wereldoorlog".(71 )Maar Azië leek Stalin kansen te bieden die hij in Europa niet kreeg en die vooruitzichten maakten de Sovjet-Unie een beetje roekeloos en vooral agressief. Het explosieve mengsel van roekeloosheid en agressiviteit wachtte alleen nog op een vonk van Kim. Kim's suggestie om Zuid-Korea te 'bevrijden' was het vlammetje dat de bom deed ontploffen.(72 )
De klap bleek harder dan gedacht. Stalin weigerde dan ook, "geschrokken van de onverwachte Amerikaanse reactie", nog meer risico te nemen en beantwoordde smeekbeden van Kim Il Sung om "militaire assistentie "niet rechtstreeks, maar met een verzoek aan Mao. Hoewel Mao aanvankelijk, bang voor "uiterst serieuze consequenties", weigerde troepen te sturen, stuurde China later, onder druk van Stalin en de dreiging van de VS als buurland, toch vrijwilligers te sturen, mits de Sovjet-Unie luchtsteun toezegde.(73 )Volgens Gaddis onderwierp Mao hiermee zijn nationale belangen op aan ideologische, want anders valt zijn steun aan Stalin "moeilijk" te verklaren.(74 )Geschrokken of niet, toen het gevaar eenmaal geweken was, weigerde Stalin, de oorlog te beëindigden, zo schrijft Gaddis. Alleen zijn dood, en zijn opvolging door mensen met "een beter gevoel voor de lange-termijn belangen van de Sovjet-Unie", maakte een eind aan de Korea-oorlog.(75 )
Reviewing the Cold War
De grote rol die ideologische belangen van de Sovjet-Unie en China speelden in de Korea-oorlog, benadrukken Gaddis en Melvyn P. Leffler (nog een keer) in hun bijdragen aan Westad's bundel Reviewing the Cold War. Mao bleek, toen de Korea-oorlog in alle hevigheid was losgebarsten, grote hoeveelheden slachtoffers te verwelkomen om zo zijn revolutie te legitimeren.(76 )De "ideologische affiniteit" van Mao, Stalin en Kim speelde zo een grote rol, hoewel Stalin de nodige bedenkingen had bij zowel China als Noord-Korea. Overigens had de Sovjet-leider deze landen wel nodig, want de angst voor een herbewapend Japan speelde Stalin zijn hele verdere leven parten. Volgens Leffler was Mao door zijn "ideologische ijver en revolutionaire romanticisme" zelfs "gretig" om deel te nemen aan de Koreaanse oorlog.(77 )
Geir Lundestad en Anders Sthephanson leggen in hun studies het accent op de andere partijen, Noord-Korea en de VS. "Allerlei soorten minder belangrijke spelers verschenen op het toneel , vaak in onevenredig grote rollen. Noord-Korea onder Kim Il Sung mag onder sterke Sovjet- invloed hebben gestaan, maar het had nog steeds zijn eigen opvattingen op de eenheidskwestie en deze opvatting waren belangrijk in het ontstaan van de Korea-oorlog in 1950."(78 )Hoewel Lundestad dus de nadruk legt op de verschillen tussen de verschillende communistische partijen, wijst Sthephanson op het belang van "NSC (National Security Council directive) 68". De strijd tegen het "totalitarianisme", waar NSC 68 over handelt, kreeg haar grondslag in de Korea-oorlog.(79 )Noord-Korea wordt daarmee een Einzelgänger, want ook de VS, en dus niet alleen de Sovjet-Unie en China, vochten een ideeën-oorlog uit.
Conclusie
Kim Il Sung speelde Mao tegen Stalin en Stalin tegen Mao uit, zo menen de schrijvers van Uncertain partners. Ondanks de sterke afhankelijk van de Sovjet-Unie, wist Kim Stalin er van te overtuigen dat ingrijpen van de VS uitgesloten was en slaagde er in om Mao in een ongelukkige positie te brengen, waarin de Chinese leider niet anders kon dan instemmen met het plan van Kim. Helemaal ongelukkig was Stalin waarschijnlijk niet met Kim's plannen, want zonder direct gevaar voor de Sovjet-Unie kon een extra buffer langs de Sovjet-grens worden gevormd. En het Amerikaanse ingrijpen zou bovendien Amerikaanse inspanningen in Europa verminderen. Kim Il Sung en de ambassadeur van de Sovjet-Unie in Pyongyang, Shtykov, meenden in ieder geval Stalin's goedkeuring voor een gewapende hereniging van de beide Korea's te hebben ontvangen. De deelname van de Amerikanen aan de Korea-oorlog leverde Stalin de nodige zorgen op en ondanks Sovjet-steun in de vorm van materiaal en adviseurs, waren het de Chinezen die "verantwoordelijk waren voor het leiden van het slagveld". De geschrokken Sovjets bleven buiten schot en droegen zorg voor de "diplomatieke strategie voor de communistische kant in de oorlog." Het laten vallen van Noord-Korea "om een directe militaire confrontatie met de VS te voorkomen" hoorde ook thuis in die "diplomatieke strategie". Stalin voorkwam daarmee een oorlog met de VS, maar verloor Kim, die "de beperkingen van de Sovjet-hulp" en zijn "persoonlijk afhankelijkheid van Moskou" inzag.
De Koude Oorlog-studies van Gaddis en Westad wijzen op de grote rol van Stalin en de verschillende ideologieën. Hoewel Gaddis een oorlog in Korea onvermijdelijk noemt, waren het Stalin en de Sovjet-Unie die een grote rol speelden in de Korea-oorlog, want zonder de toestemming van de Sovjet-Unie had Noord-Korea (voorlopig nog) geen aanval durven wagen. En zonder de druk en luchtsteun- toezegging van Stalin waren Mao en China buiten de Korea gebleven. De Korea-oorlog bleef bovendien door toedoen van Stalin voortduren. Alleen zijn dood maakte, volgens Gaddis, een eind aan de Korea-oorlog. Het ietwat eenzijdige accent van Gaddis op Stalin wordt door Leffler, Lundestad en Sthephanson genuanceerd. Ideologie speelde een minstens even grote rol in de Korea-oorlog, niet alleen voor Stalin, maar ook voor Mao en Kim en de Verenigde Staten. Mao's "ideologische ijver en revolutionaire romanticisme" bijvoorbeeld, maakte de Chinese leider zelfs "gretig" om deel te nemen aan de Korea-oorlog. Noord-Korea lijkt daarmee een min of meer egoïstische eenling te zijn geweest, die de hereniging als grootste doel had, terwijl Stalin, Mao en de VS hogere doelen na streefden.
Conclusie
In de discussie die vrijwel direct na het begin van de Korea-oorlog onder historici ontstond, was het de Sovjet-Unie die de aanval van Noord-Korea op het Zuiden dirigeerde. Het communisme was in de ogen van de traditionele geschiedschrijvers Mosely, Ulam en Rees agressief van aard en gericht op "expansie en het fantoom van Communistische eenheid". Bovendien leek Zuid-Korea een gemakkelijke prooi, doordat Zuid-Korea geen rol van belang leek te spelen in de Amerikaanse Azië-politiek. Vergroting van het communistische rijk door verovering van Zuid-Korea zou een gemakkelijk operatie met grote gevolgen voor de veiligheidspolitiek van de Sovjet-Unie. Japan zou, doordat geschrokken Amerikanen het land zouden verlaten, binnen de Sovjet-invloedssfeer vallen of Japan zou in een Amerikaans vestingwerk veranderen, waardoor de verdediging van Europa verzwakt zou worden. Voor "het gros van de tijdgenoten" waren deze verklaringen - in feite vaak niet meer dan veronderstellingen - vanzelfsprekend en voldoende.(80 )
Ook de revisionisten Stone en Cumings konden soms slechts veronderstellen. Stone beschikte zelfs over minder informatie dan Mosely, Ulam en Rees en beperkte zich tot openbare Amerikaanse stukken en verschillende internationale kranten en concludeert daaruit dat de Sovjet-Unie en de VS waren bang voor eigenmachtig optreden van Noord- en Zuid-Korea. Stone ziet de Sovjet-Unie en de VS als "slachtoffers" van hun eigenwijze satellieten. Toen de oorlog eenmaal begonnen was, raakten de VS verslaafd aan de oorlog, omdat de VS- economie de oorlog nodig had. Ook was het uitblijven van vrede noodzakelijk om burgers te overtuigen van de onvermijdelijkheid om veel geld uit te geven aan de verdediging van Europa. Cumings legt in zijn Origins of the Korean War eveneens de nadruk op de rol van de westerse partijen, die elkaar niet konden missen in hun pogingen het zuiden van het communisme te vrijwaren.
Niet het Noorden, maar Zuid-Korea lokte de oorlog uit, meent Cumings. Terecht wijst hij er op dat beide partijen hoopten dat de andere partij als eerste aan zou vallen, maar de agressieve taal van Noord-Korea was beslist niet alleen "retoriek" en "propaganda". Noord-Korea liet het niet bij woorden. De door Cumings aangevoerde weerleggingen om de onschuld van Noord- Korea te bewijzen - bijvoorbeeld: China gebruikte ook dergelijke "retoriek" tegen Taiwan, Noord-Korea was ook van goede wil en het Zuiden was toch ook afhankelijk van de VS?- is niet altijd even sterk. Verder bagatelliseert Cumings door traditionele historici aangevoerde argumenten - bijvoorbeeld: de Sovjet-Unie leverde wapens aan Noord-Korea - door, in het geval van de wapenleveranties, de wapens "verouderde uitrusting" te noemen. Cumings heeft gelijk als hij er op wijst dat beide partijen naar eenheid streefden. En misschien was Zuid- Korea inderdaad de meest agressieve partij. Alleen, Zuid-Korea had niet de beschikking over de grote hoeveelheid wapens die Noord-Korea had en Zuid-Korea kreeg, in tegenstelling tot het Noorden, geen "groen licht" voor een aanval op het buurland. Cumings mozaïek mist dus nog wel wat gaatjes.
Terwijl traditionele historici de eerste paar steentjes legden en de revisionistische geschiedschrijvers wat kleuren toevoegde, ronde het post-revisionistische onderzoek de mozaïek (bijna) helemaal af. Kim wist Stalin er van te overtuigen dat een inval in Noord- Korea geen problemen met de VS zouden opleveren. Waarschijnlijk was Stalin niet ontevreden over Kim's plannen, want de Sovjet-Unie kon zo, zonder direct gevaar te lopen, een extra buffer langs de Sovjet-grens krijgen. En het Amerikaanse ingrijpen zou bovendien Amerikaanse inspanningen in Europa verminderen. Toen de VS ongedacht wel ingrepen, zorgde Stalin niet alleen voor materiaal en adviseurs, maar oefenden ook druk uit op de Chinezen om de Koreaanse kameraden te hulp te schieten. Bovendien droegen de Sovjets zorg voor de "diplomatieke strategie voor de communistische kant in de oorlog."
Hoewel een oorlog tussen de beide Korea's waarschijnlijk onvermijdelijk was, waren het Stalin en de Sovjet-Unie die een grote rol speelden in de Korea-oorlog, want zonder de toestemming van de Sovjet-Unie had Noord-Korea (voorlopig nog) geen aanval durven wagen. Zonder de druk en luchtsteun- toezegging van Stalin waren Mao en China buiten de Korea gebleven. De Korea-oorlog bleef bovendien door toedoen van Stalin voortduren. De rol van de Sovjet-Unie en Stalin in de Korea-oorlog was dus groot. Dat neemt niet weg dat de andere communistische partijen, Noord-Korea zelf en China ook een belangrijke rol speelden. Zonder het Noord-Koreaanse streven naar eenheid en het initiatief van Kim om het Zuiden binnen te vallen was er geen Korea-oorlog geweest. Zonder Chinese hulp was operatie-Korea waarschijnlijk niet van start gegaan en zeker anders afgelopen. En Zuid-Korea wilde misschien wel, maar kon niet.
Literatuur
- Brune, Lester H., (red.), The Korean war.Handbook of the literature and research (Westport en Londen: Greenwood press 1996).
- Cotton, James en Ian Neary (red.), The Korean war in history (Manchester: Manchester university press 1989).
- Chen Jian, 'Chinese policy and the Korean war' in: Lester H. Brune (red.), The Korean war. Handbook of the literature and research (Westport en Londen: Greenwood press 1996).
- Cumings, Bruce en Kathryn Weathersby, 'An exchange on Korean War origins', Cold War International History Project Bulletin 6-7 (winter 1995-1996).
- Cumings, Bruce, The origins of the Korean war. Volume I Liberation and the emergence of separate regimes, 1945-1947 (3e druk; Princeton: Princeton university press 1989) en Volume II The roaring of the cataract, 1947-1950 (Princeton: Princeton university press 1990).
- Gaddis, John Lewis, 'On starting all over again: a naïve approach to the study of the Cold War' in: Odd Arne Westad, Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory (Londen en Portland: Frank Cass 2000) 27-42.
- Gaddis, John Lewis, We now know. Rethinking Cold War history (paperback; Oxford enz.: Oxford university press 1998).
- Goncharov, S.N., J.W. Lewis en Xue Litai, Uncertain partners. Stalin, Mao and the Koreanwar (Stanford: Stanford university press 1993).
- Kester, Bernadette, Herman Roozebeek en Okke Groot, Focus op Korea. De rol van de Nederlandse pers inde beeldvorming over de Korea-oorlog, 1950-1953 (Den Haag: Sdu uitgevers 2000).
- Klep, Christ, 'Vrijwilligers in het vuur. Het NDVN in Korea, 1950-1954', Legerkoerier.Maandblad voor de Koninklijke Landmacht (mei 2000) 26-29.
- Klep, Christ en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo. De Nederlandse militairedeelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: Sdu uitgevers 1999).
- Leffler, Melvyn P., 'Bringing it together: the parts and the whole' in: Odd Arne Westad, Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory (Londen en Portland: Frank Cass 2000) 43-63.
- Lundestad, Geir, 'How (not) to study the origins of the Cold War' in: Odd Arne Westad, Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory (Londen en Portland: Frank Cass 2000) 64-80.
- Mansourov, Alexandre Y., 'Stalin, Mao, Kim and China's decision to enter the Korean War, sept. 16-oct. 15, 1950. New evidence from Russian archives', Cold War International History Project Bulletin 6-7 (winter 1995-1996).
- Militaire Doctrine, Doctrinecommissie van de Koninklijke landmacht met medewerking van de Sectie Militaire Geschiedenis (Den Haag: Sdu uitgevers 1996).
- Moor, J.A. de, 'Aan de Amerikanen overgeleverd. Nederland, de Verenigde Staten en de oorlog in Korea, 1950-1953' in: J. Hoffenaar en G. Teitler, De Koude Oorlog. Maatschappij en Krijgsmacht in de jaren '50 ('s Gravenhage: Sdu uitgeverij 1992) 163-177.
- Mosely, Philip E., The Kremlin and the world politics. Studies in Soviet policy and action (New York: Vintage books 1960).
- O' Ballance, Edgar, Korea: 1950-1953 (Londen: Faber and Faber 1969).
- Pleshakov, Constantine, 'Studying Soviet strategies and decisionmaking in the Cold War years' in: Odd Arne Westad, Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory (Londen en Portland: Frank Cass 2000) 232-241.
- Rees, David, Korea: the limited war (Londen en New York: MacMillan en St. Martin's press 1964).
- Stephanson, Anders, 'Liberty or death: the Cold War as US ideology' in: Odd Arne Westad, Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory (Londen en Portland: Frank Cass 2000) 81-100.
- Stokesbury, James L., A short history of the Korean war (New York: William Morrow 1988).
- Stone, I.F., The hidden story of the Korean war (Londen: Turnstile press 1952).
- Ulam, Adam, Expansion and coexistence. Soviet foreign policy, 1917-67 (Londen: Secker & Warburg 1968).
- Westad, Odd Arne, (red.), Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory (Londen en Portland: Frank Cass 2000).
- Weathersby, Kathryn, 'To attack, or not to attack? Stalin, Kim Il Sung and the prelude to war', Cold War International History Project Bulletin 5 (voorjaar 1995).
- Weathersby, Kathryn, 'New Russian documents on the Korean War', Cold War International History Project Bulletin 6-7 (winter 1995-1996).
[...]
1. Bernadette Kester, Herman Roozebeek en Okke Groot, Focus op Korea. De rol van de Nederlandse pers inde beeldvorming over de Korea-oorlog, 1950-1953 (Den Haag: Sdu uitgevers 2000) 40.
2. Kester, Roozebeek en Groot, Focus op Korea, 42.
3. Philip E. Mosely, The Kremlin and the world politics. Studies in Soviet policy and action (New York: Vintage books 1960) 200.
4. Edgar O' Ballance, Korea: 1950-1953 (Londen: Faber and Faber 1969) 19-24 en James L. Stokesbury, A short history of the Korean war (New York: William Morrow 1988) 24-28.
5. Stokesbury, A short history of the Korean war, 14.
6. O' Ballance, Korea, 25-26.
7. Kester, Roozebeek en Groot, Focus op Korea, 14 en O' Ballance, Korea, 32.
8. J.A. de Moor, 'Aan de Amerikanen overgeleverd. Nederland, de Verenigde Staten en de oorlog in Korea, 1950-1953' in: J. Hoffenaar en G. Teitler, De Koude Oorlog. Maatschappij en Krijgsmacht in de jaren '50 ('s Gravenhage: Sdu uitgeverij 1992) 163-177, aldaar 164.
9. Stokesbury, A short history of the Korean war, 72.
10. Kester, Roozebeek en Groot, Focus op Korea, 17.
11. O'Ballance, Korea, 54-56 en Stokesbury, A short history of the Korean war, 86-92.
12. Christ Klep, 'Vrijwilligers in het vuur. Het NDVN in Korea, 1950-1954', Legerkoerier.Maandblad voor de Koninklijke Landmacht (mei 2000) 26-29, aldaar 27.
13. Stokesbury, A short history of the Korean war, 83.
14. Ibidem, 92-94.
15. Ibidem, 107.
16. Ibidem, 119-122.
17. De Moor, 'Aan de Amerikanen overgeleverd', 170.
18. O'Ballance, Korea, 93-94 en 100.
19. Stokesbury, A short history of the Korean war 123-127.
20. Militaire Doctrine, Doctrinecommissie van de Koninklijke landmacht met medewerking van de Sectie Militaire Geschiedenis (Den Haag: Sdu uitgevers 1996) 65-66.
21. Stokesbury, A short history of the Korean war 130.
22. Ibidem, 134.
23. Christ Klep en Richard van Gils, Van Korea tot Kosovo. De Nederlandse militaire deelname aan vredesoperaties sinds 1945 (Den Haag: Sdu uitgevers 1999) 178.
24. Stokesbury, A short history of the Korean war, 145.
25. Ibidem, 143-153.
26. O'Ballance, Korea, 133.
27. Mosely, The Kremlin and world politics.
28. Adam Ulam, Expansion and coexistence. Soviet foreign policy, 1917-67 (Londen: Secker & Warburg 1968).
29. David Rees, Korea: the limited war (Londen en New York: MacMillan en St. Martin's press 1964).
30. Mosely, The Kremlin and world politics, 323-326.
31. Ibidem, 328-334.
32. Ulam, Expansion and coexistence, 751.
33. Ibidem, 514-518.
34. Ibidem, 519-521.
35. Ibidem, 521-526.
36. Ibidem, 527-539.
37. Rees, Korea, 13-20.
38. I.F. Stone, The hidden story of the Korean war (Londen: Turnstile press 1952).
39. Bruce Cumings en Kathryn Weathersby, 'An exchange on Korean War origins', CWIHP Bulletin 6-7 (winter 1995-1996) 120.
40. Bruce Cumings, The origins of the Korean war. Volume I Liberation and the emergence of separate regimes, 1945-1947 (3e druk; Princeton: Princeton university press 1989) en Volume II The roaring of the cataract, 1947-1950 (Princeton: Princeton university press 1990).
41. Chen Jian, 'Chinese policy and the Korean war' in: Lester H. Brune (red.), The Korean war. Handbook of the literature and research (Westport en Londen: Greenwood press 1996) 189-205, aldaar 191.
42. Kester, Roozebeek en Groot, Focus op Korea, 40.
43. Stone, The hidden story of the Korean war, 4, 11 en 16.
44. Ibidem, vii-viii.
45. Ibidem, 1-6.
46. Ibidem, 326-327.
47. Ibidem, 345-348.
48. Cumings, The origins of the Korean war. Volume I, 428-431.
49. Cumings, The origins of the Korean war. Volume II, 209.
50. Ibidem, 227.
51. Ibidem, 331-335 en 349.
52. Ibidem, 441-442.
53. Ibidem, 447 en 467.
54. Ibidem, 472 en 505.
55. Ibidem, 568 en 770-772.
56. Cumings en Weathersby, 'An exchange on Korean War origins', 121.
57. Brune, The Korean war, 213.
58. S.N. Goncharov, J.W. Lewis en Xue Litai, Uncertain partners. Stalin, Mao and theKorean war (Stanford: Stanford university press 1993) viii en ix.
59. Cold War International History Project Bulletin 5 en 6-7 (voorjaar 1995 en winter 1995- 1996).
60. John Lewis Gaddis, We now know. Rethinking Cold War history (paperback; Oxford enz.: Oxford university press 1998) viii.
61. Odd Arne Westad (red.), Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory (Londen en Portland: Frank Cass 2000) 2.
62. Goncharov, Lewis en Xue Litai, Uncertain partners, 130-132, 135, 139 en 144.
63. Ibidem, 141-144.
64. Ibidem, 145-146.
65. Ibidem, 152.
66. Kathryn Weathersby, 'To attack, or not to attack? Stalin, Kim Il Sung and the prelude to war', Cold War International History Project (CWIHP) Bulletin 5 (voorjaar 1995) 3.
67. Ibidem, 'New Russian documents on the Korean War', CWIHP Bulletin 6-7, 30-31.
68. Ibidem, 31-32.
69. Alexandre Y. Mansourov, 'Stalin, Mao, Kim and China's decision to enter the Korean War, sept. 16-oct. 15, 1950. New evidence from Russian archives', CWIHP Bulletin 6-7, 105.
70. Gaddis, We now know, 71.
71. Ibidem, 30-31.
72. Ibidem, 72-73.
73. Ibidem, 76 en 78-80.
74. Ibidem, 290.
75. Ibidem, 108-109.
76. John Lewis Gaddis, 'On starting all over again: a naïve approach to the study of the Cold War' in: Odd Arne Westad, Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory (Londen en Portland: Frank Cass 2000) 27-42, aldaar 31 en 34.
77. Melvyn P. Leffler, 'Bringing it together: the parts and the whole' in: Odd Arne Westad, Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory (Londen en Portland: Frank Cass 2000) 43-63, aldaar 45-46, 48 en 52-6.
78. Geir Lundestad, 'How (not) to study the origins of the Cold War' in: Odd Arne Westad, Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory (Londen en Portland: Frank Cass 2000) 64-80, aldaar 67.
79. Anders Sthephanson, 'Liberty or death: the Cold War as US ideology' in: Odd Arne Westad, Reviewing the Cold War. Approaches, interpretations, theory (Londen en Portland: Frank Cass 2000) 81-100, aldaar 83.
Veelgestelde vragen
Wat is het onderwerp van deze tekst?
Deze tekst is een analyse van verschillende geschiedschrijvingen over de Korea-oorlog (1950-1953), waarbij traditionele, revisionistische en post-revisionistische perspectieven worden besproken. De tekst onderzoekt de rollen van Noord-Korea, Zuid-Korea, de Verenigde Staten, China en de Sovjet-Unie in het conflict.
Wat is de traditionele visie op de oorzaken van de Korea-oorlog?
De traditionele visie houdt in dat Noord-Korea, gesteund door de Sovjet-Unie en later China, de agressor was. Zuid-Korea was het slachtoffer, en de Verenigde Staten, onder de vlag van de Verenigde Naties, kwamen te hulp om het democratische systeem te verdedigen.
Wat is de revisionistische visie op de Korea-oorlog?
De revisionistische visie, populair geworden na de Vietnam-oorlog, stelt dat Zuid-Korea niet louter een slachtoffer was en dat de Verenigde Staten niet alleen een ferme verdediger waren. Sommige revisionisten, zoals Bruce Cumings, beweren dat Zuid-Korea de oorlog heeft uitgelokt.
Wat is de post-revisionistische visie en hoe verschilt deze van de eerdere visies?
De post-revisionistische visie is ontstaan na de val van de Berlijnse Muur en de opening van archieven in voormalige Sovjet-landen. Deze visie erkent een grotere rol voor de Noord-Koreaanse leider Kim Il Sung en benadrukt de complexe interactie tussen Stalin, Mao en Kim. Het nuanceert de eerdere interpretaties door meer bewijs over de motieven en acties van de betrokken partijen te presenteren.
Welke rol speelde de Sovjet-Unie volgens de verschillende geschiedschrijvingen?
De traditionele geschiedschrijving benadrukt dat de Sovjet-Unie de aanval van Noord-Korea regisseerde. Revisionisten stellen dat de Sovjet-Unie en de VS bang waren voor hun respectievelijke satellietstaten en wijzen op een meer complexe dynamiek. Post-revisionisten erkennen dat Kim Il Sung Stalin ervan overtuigde dat de VS niet zouden ingrijpen, en dat Stalin de Chinezen onder druk zette om Noord-Korea te steunen.
Wie waren de belangrijkste historici binnen de traditionele school?
Philip Mosely, Adam Ulam en David Rees worden genoemd als belangrijke vertegenwoordigers van de traditionele geschiedschrijving over de Korea-oorlog.
Wie waren de belangrijkste revisionistische historici?
I.F. Stone en Bruce Cumings worden genoemd als belangrijke vertegenwoordigers van de revisionistische geschiedschrijving over de Korea-oorlog.
Wie waren de belangrijkste post-revisionistische historici?
S.N. Goncharov, J.W. Lewis en Xue Litai, John Lewis Gaddis, en Kathryn Weathersby worden genoemd als belangrijke vertegenwoordigers van de post-revisionistische geschiedschrijving over de Korea-oorlog.
Wat is het Cold War International History Project (CWIHP) en wat is de relatie tot deze tekst?
Het Cold War International History Project (CWIHP) van het Woodrow Wilson International Center for Scholars is een project dat artikelen en vertaalde documenten publiceerde over de Koude Oorlog, inclusief de Korea-oorlog. De tekst verwijst naar het CWIHP als een belangrijke bron voor post-revisionistische inzichten.
Welke bronnen werden gebruikt in de post-revisionistische geschiedschrijving?
De post-revisionistische geschiedschrijving maakte gebruik van nieuw toegankelijke archieven uit de voormalige Sovjet-Unie, Chinese archieven en interviews met belangrijke figuren uit de periode.
Wat zijn enkele van de belangrijkste documenten en bronnen die gebruikt werden in de analyse van de Korea-oorlog?
Belangrijke bronnen zijn onder meer: - *The Kremlin and World Politics. Studies in Soviet Policy and Action* door Philip E. Mosely - *Expansion and Coexistence. Soviet Foreign Policy, 1917-67* door Adam Ulam - *Korea: The Limited War* door David Rees - *The Hidden Story of the Korean War* door I.F. Stone - *The Origins of the Korean War* (Volume I & II) door Bruce Cumings - *Uncertain Partners. Stalin, Mao and the Korean War* door S.N. Goncharov, J.W. Lewis en Xue Litai - Documenten gepubliceerd door het Cold War International History Project (CWIHP) - *We Now Know. Rethinking Cold War History* door John Lewis Gaddis - *Reviewing the Cold War. Approaches, Interpretations, Theory* onder redactie van Odd Arne Westad
Wat concludeert de tekst over de rol van Kim Il Sung in de Korea-oorlog?
De tekst concludeert dat Kim Il Sung een cruciale rol speelde door Stalin ervan te overtuigen dat een invasie van Zuid-Korea succesvol zou zijn en door Mao in een positie te manoeuvreren waarin hij steun moest verlenen. Kim wordt gezien als de initiator van de oorlog.
Wat is de algehele conclusie van de tekst met betrekking tot de verschillende interpretaties van de Korea-oorlog?
De tekst concludeert dat de traditionele interpretatie een vereenvoudigde weergave gaf van de Sovjet-Unie als de agressor, terwijl revisionisten de rol van de VS en Zuid-Korea benadrukten. Post-revisionistische onderzoek heeft een meer genuanceerd beeld geschetst, waarin de complexe interactie tussen de verschillende actoren en de ideologische drijfveren centraal staan. Zonder de toestemming van de Sovjet-Unie had Noord-Korea geen aanval durven wagen.
- Quote paper
- Van Leeuwen, Sandor Jan (Author), 2001, Koreaans mozaïk, Munich, GRIN Verlag, https://www.grin.com/document/100750