“Leichtes Streben, schwebend leben”. Een meer integratieve lezing van Novalis’ oeuvre aan de hand van diens Bildungsconcept


Bachelor Thesis, 2015

30 Pages, Grade: 9/10


Excerpt


Inhoudsopgave

Voorpagina

Inhoudsopgave

Voorwoord

Samenvatting

1. Introductie en vraagstelling
1.1 Relevantie van het onderzoek en algemene introductie
1.2 Plan van aanpak en de hoofdvraagstelling

2. Kant en Fichte: systematische en organicistische vormen van eenheid
2.1 De doorwerking van Kants derde kritiek in het werk van de vroege Duitse romantici
2.2 De transcendentale eenheid van mechanistische en organicistische verklaringswijzen
2.3 De reactie van de romantici op de pogingen om een transcendentale eenheid te bewerkstelligen

3. Novalis’ conceptie van Bildung
3.1 Relevantie van het Bildungsconcept in Novalis’ werken
3.2 Bildung: een definitiekwestie?
3.3 Een typologie van Bildung
3.3.1 Vrijheid en organicisme
3.3.2 De natuur als vriend
3.3.3 Bildung en gemeenschap
3.3.4 Bildung als streven
3.3.5 Bildung als een harmonieuze ontplooiing van menselijke faculteiten
3.3.5.1 Bildung en taal: voelend denken en denkend voelen
3.3.6 Bildung als intuïtie én ervaring

4. Conclusie

5. Bibliografie

Voorwoord

Het is onmogelijk om iedereen te bedanken die op een of andere manier aan de totstandkoming van deze scriptie heeft bijgedragen. Een scriptie is, in tegenstenstelling tot een eindpaper, niet slechts een afsluiting van een periode, maar ook de afsluiting van een opleiding. Ik bedank dan ook alle medestudenten en docenten die hebben bijgedragen aan het succesvolle afronden van de bacheloropleiding Wijsbegeerte aan de uu. In het bijzonder wil ik Prof. Dr. Paul Ziehe bedanken voor het prikkelende begeleidingstraject van deze scriptie en de tweede lezer, Dascha Düring, voor haar benaderbaarheid (ook tijdens de studie) en vlotte communicatie. In de tweede categorie vallen een hoop vrienden; ik noem er hier twee: ik bedank Alban Voppel voor de ‘Gründlichkeit’, Frits Schroder voor de gesprekken over Bildung. Last but not least: ik zou Tilly Schmitz, Annet van Belkom, Paula van Belkom en Rafaela Renata de Oliveira da Silva willen bedanken voor het perspectief, de liefde en de aandacht.

Samenvatting

Er bestaat geen onderzoeksconsensus over de aard van de filosofische bijdragen uit de vroege Duitse romantiek. Aan de ene kant wordt deze periode bijvoorbeeld als een tijdperk van ‘het gevoel’ weergegeven, aan de andere kant zijn er ook interpreten die wijzen op het rationele karakter van de vroege Duitse romantiek. In deze scriptie zal ik het oeuvre van Georg Friedrich Philipp Freiherr von Hardenberg (pseudoniem: Novalis, (1772-1801)) analyseren aan de hand van het voor Novalis zeer centraal staande begrip Wildling. Dit concept verzet zich tegen een indeling langs de lijnen van de gangbare interpretaties en leent zich wegens deze reden voor een meer inclusieve lezing van Novalis’ werken. In het begrip Bildung verschijnt de mens als een dynamisch en strevend wezen dat in de gemeenschap en in wisselwerking met de natuur tot een gelijkwichtige ontplooiing van ál haar faculteiten komt.

1. Introductie en vraagstelling

1.1 Relevantie van het onderzoek en algemene introductie

Hoewel de filosofische werken uit de vroege Duitse romantiek1 al voor een langere tijd in de belangstelling van ideeënhistorici en filosofen staan, is er nog geen onderzoeksconsensus over de aard van deze werken binnen handbereik. Binnen de romantiek lijkt enerzijds de nadruk op het nief-versfandelijke karakter van de werkelijkheid te liggen. De beweging is vanuit dit opzicht te beschouwen als een reactie op de stringente eisen die de Verlichting aan het filosofische onderzoek had gesteld. De ideeënhistoricus en filosoof Isaiah Berlin (1909-1997) wijst bijvoorbeeld op de overeenkomsten tussen de romantiek — in het algemeen — en het piëtisme, waarin de individuele, niet-rationele beleving en de emoties werden bevrijd van het juk van het verstand.2 Aan de andere kant bestaan er ook benaderingen volgens welke de vroege romantiek een uiting van een eenheidsstreven is, waarbinnen de meest uiteenlopende verschijnselen werden ondergebracht in een integratief filosofisch systeem, toegankelijk voor de rede.3 Deze interpretatie plaatst het werk van de romantici in de lijn van denkers als Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) en Friedrich Wilhelm Joseph (von) Schelling (1775-1854) die het concept van het ‘Absolute’ (synoniemen: het ‘onbepaalde’, het ‘oneindige’, das “Лп-Siclfj als uitgangsbasis namen, ter fundering van de systematische filosofie.4 Kennis heeft, in de werken van deze auteurs, alleen indirect een betrekking op afzonderlijke gebeurtenissen; ware kennis heeft betrekking op het geheel — het Absolute — waarbinnen de gebeurtenissen zich voltrekken. Door wijsgerige reflectie zou dit geheel — en daarmee de uiteindelijke structuur van het universum — uiteindelijk te achterhalen zijn en zou filosofie de status van een wetenschap krijgen. Tegelijkertijd zou het concept van het Absolute een antwoord kunnen leveren op sceptische kritiek; filosofie heeft een vaste fundering en is op deze manier in staat om tot zekere kennis te komen. Deze interpretatie van de romantiek als een vorm van dit type idealisme, benadrukt dat de exponenten van deze beweging er op uit waren om een alomvattend en rationeel metafysisch systeem te presenteren.

Een exemplificatie van de spanning tussen deze twee benaderingen is het vrij specialistische debat tussen Manfred Frank en Frederick Beiser over de voornaamste kenmerken van de romantiek. Zo leest Frank Novalis5 als een uitgesproken sceptische denker.6 Volgens Frank benadrukte Novalis het onkenbare karakter van het ‘Absolute’. Beiser legt daarentegen nadruk op de continuïteit tussen de romantiek en de Platoonse traditie. De romantici benadrukken volgens hem juist niet het zogenaamde echec van de rede, maar wijzen in hun teksten naar een ‘intuïtie’, in de esthetische ervaring gelegen, die de principes achter alle particuliere waarnemingen zou kunnen vatten.7 De tegenstelling tussen deze evaluaties van Frank en Beiser lijkt op het eerste gezicht onoverbrugbaar. In deze scriptie wil ik onderzoeken hoe het begrip Wildling conceptuele middelen kan aanleveren om tot een meer integratieve benadering van de ‘Frühromantik’ te komen.

1.2 Plan van aanpak en de hoofdvraagstelling

Novalis heeft geen systematische Bildungstheorie nagelaten. Een groot deel van zijn oeuvre bestaat uit fragmenten en aforistische inzichten. Ik zal door een verbinding van enkele van de kernideeën, verspreid over verschillende teksten, tot een karakterisering van het concept Bildung in het werk van Novalis proberen te komen.8 Om tot een nadere omschrijving van Novalis’ Bildungsbegrip te komen, zal ik putten uit enkele van zijn romans en verzamelingen van fragmenten. Omdat Novalis geen sterk onderscheid tussen filosofie en kunst hanteert, kan ik de werken met een explicieter filosofisch karakter in verbinding brengen met zijn literaire werk.9 Ik zal ook niet proberen om tot een complete en uitputtende vergelijking van Franks en Beisers lezing van de romantiek te komen. Er zijn naast de in het oog springende verschillen tussen hun benaderingen ook veel overeenkomsten aan te wijzen. Eén overeenkomst tussen deze twee interpreten is dat ze allebei wijzen op de invloed van Immanuel Kant (1724-1804) op de romantici. Aan de hand van Kants derde kritiek zal ik een beeld ontvouwen van Kants concept van het organisme, dat een grote rol zou in gaan nemen in het Bildungsbegrip van Novalis. Novalis’ lezing van Kant werkt ook door op zijn eigen kritiek op de subjectfilosofie van Johann Gottlieb Fichte (1762-1814). Door te laten zien hoe Fichte en Kant allebei, op verschillende manieren, de kloof tussen subject en object probeerden te beslechten, zal ik de weg naar een inhoudelijke analyse van Novalis’ Bildungsbegrip voorbereiden. Aan de hand van Beisers lezing van de manier waarop de vroege Duitse romantici met deze voorgangers omgingen, zal ik deze connectie nog explicieter proberen te maken.

In dit onderzoek zal ik dus reconstrueren wat de rol van het concept Bildung in het oeuvre van Novalis is en hoe dit begrip ingezet kan worden om tot een meer integratieve benadering van zijn werken te komen. Een analyse van Novalis’ begrip van Bildung zal erop wijzen dat in de discussie tussen Frank en Beiser de integrerende functie van het Bildungsbegrip niet als zodanig wordt benoemd.10 In het concept Bildung staan enkele opposities, zoals de hier boven al aangestipte ‘tegenstelling’ tussen de rede en het gevoel, niet tegenover maar naast elkaar. De structuur van het Bildungsconcept, zoals dat in Novalis’ werk naar voren komt, is het beste te vatten in termen van ‘zelfstandige afhankelijkheid’. De menselijke faculteiten laten zijn innig met elkaar vervlochten, maar verliezen desondanks niet hun unieke karakter.

2. Kant en Fichte: systematische en organicistische vormen van eenheid

2.1 De doorwerking van Kants derde kritiek in het werk van de vroege Duitse romantici

De vroege Duitse romantici hadden een uitgesproken organicistische Weltanschauung.11 Zij kenden Kants derde kritiek goed en bestudeerden dit werk grondig.12 Met name de afleiding van het idee van het organisme, als aanvulling op zuiver mechanistische verklaringsmodellen, zou doorwerken in het werk van de vroege Duitse romantici. De werken van Kant werden destijds intensief bestudeerd aan de üniversiteli van Jena. Novalis heeft ook een tijd aan de universiteit van Jena gestudeerd en maakte onderdeel uit van de zogenaamde Jena-cirkel; een groep van bevriende intellectuelen die elkaar op de hoogte hielden van hun laatste publicaties en hun nieuwste inzichten.13

Fichte was niet alleen een volger van Kant en een snel rijzende ster aan het filosofisch firmament na diens publicatie Versuch einer Kritik aller Offenbarung, waarvan werd ondersteld dat dit een werk van Kant zelf betrof, maar ook een familievriend van de Von Hardenbergs. Novalis was hierdoor al bekend met het werk van Fichte en wel nog voordat Novalis in 1795 de colleges van Fichte bijwoonde.14 Een passage uit een brief van Novalis aan Friedrich von Schlegel van 8 juli 1796 bevestigt dit beeld: “Fichten bin ich Aufmunterung schuldig — Er ists, der mich weckte und indirecte zuschürt.”15 Novalis nam echter geen onkritische houding ten opzichte van deze voorgangers in. Hij nam het onderscheid tussen het discursieve en intuïtieve verstand dat Kant aanbracht over, maar wees erop dat Kant een incompleet beeld had gegeven van de menselijke faculteiten en hij bekritiseerde Fichte, omdat deze beweerde dat de vrije activiteit van het “Ik” de grond van alle mogelijke ervaring is. Om te begrijpen wat deze stellingnamen precies inhouden, zal ik nu overgaan tot een beknopte weergave van de argumenten in Kants derde kritiek en Fichtes subjectfilosofie.

2.2 De transcendentale eenheid van mechanistische en organicistische verklaringswi j z en

In de Kritik der Urteilskraft werpt Kant de vraag naar de mogelijkheid van teleologische oordelen op. Dit is op de eerste plaats een kritische en epistemische vraag. Kritisch, omdat het om een zelfreflectieve act gaat; de rede onderzoekt zelf haar eigen mogelijkheidsvoorwaarden.16 Epistemisch, omdat het begrip van natuurverschijnselen op het spel staat. Er bestaan verschijnselen die niet uitputtend te omschrijven zijn in mechanistische verklaringsmodellen: “En geen enkele eindige menselijke rede [...] kan het ontstaan van zelfs maar een grassprietje ooit op grond van louter mechanische oorzaken hopen te begrijpen.”17 Het discursieve verstand kan het organische geheel niet uitputtend beschrijven als de som der delen. Om te begrijpen wat dit volgens Kant inhoudt, moeten we kijken naar zijn poging om mechanicistische met organicistische verklaringswijzen te verenigen in één kengrond; een legitimatie van kenacten.

Kant formuleert drie voorwaarden waaraan een natuurdoel (oftewel: organisme) moet voldoen. Ten eerste moeten de afzonderlijke delen louter mogelijk zijn door hun relatie tot het geheel. Ten tweede moeten de delen wederzijds zowel oorzaak en gevolg van elkaar zijn, om zo een eenheid te kunnen vormen. In een kunstproduct is het idee van het geheel de oorzaak van een systematische eenheid, in het geval van een natuurdoel is het idee de kengrond-18 Volgens Kant is de verklaringswijze waarin de dingen in de natuur beschouwd worden als voortbrengsels van “het mechanisme van de materie” (‘mechanistische verklaring’) niet herleidbaar tot en niet deduceerbaar uit de verklaringswijze waarin deze natuurverschijnselen beschouwd worden als “causaliteit die volgens doelen handelt” (‘organicistische verklaring’) en vice versa, omdat deze principes elkaar uitsluiten.19 Het principe dat het naast elkaar bestaan van deze twee verklaringswijzen mogelijk maakt is bovenzintuiglijk, omdat dit principe zelf geen deel uit kan maken van een mechanistische of organicistische verklaring verklaringswijze en dus buiten de mogelijke empirische voorstelling van de natuur ligt. Dit principe kan slechts worden “aangeduid” en niet nader worden bepaald.20 Tegelijkertijd moeten zowel de mechanistische als de organistische verklaringswijzen uit dit principe voortvloeien. Ons verstand kan het “geheel van de natuur”21 alleen maar in termen van de “samenkomende bewegende krachten van de delen”22 beschouwen. Ons verstand is in die zin dus een discursief Verstand; het kan niet voorbij de mechanistische en organicistische verklaringen van de natuurverschijnselen gaan. Zoals net uitgelegd, moeten we echter een gemeenschappelijke oorsprong van de organicistische en mechanistische verklaringswijzen aannemen. Deze oorsprong, de mogelijkheid van organicistische en mechanistische verklaringswijzen, die buiten deze verklaringswijzen ligt, is dus, volgens Kant, niet door het discursieve verstand te vatten. Deze oorsprong is alleen door een “intellectus archetypus” te vatten, omdat dit verstand de delen afhankelijk van het geheel beschouwt.23

Kant karakteriseert het menselijke verstand als een “vermogen van begrippen”24 en definieert het intuïtieve verstand op een negatieve manier, namelijk als een “niet- discursief verstand”.25 Het discursieve (menselijke) verstand beweegt zich van het bijzondere naar het algemene en het intuïtieve verstand beweegt zich van het algemene naar het bijzondere. Een intuïtief verstand staat los van de zintuiglijkheid - het heeft dus een aJp/fo/t-karakter - en is spontaan.26 Voor het discursieve verstand is de “aard en de mate van verschil”27 van het specifieke dat onder de algemene begrippen van ons verstand wordt gesubsumeerd altijd toevallig. Dit zorgt ervoor dat de vermogens van het discursieve verstand aan moeten sluiten bij de kenmerken van de natuur.28 Dit is in het geval van het intuïtieve verstand niet nodig, omdat deze het bijzondere in het licht van het algemene beschouwt. Deze aard van beschouwen is “aanschouwelijk”29 en is spontaan; dat wil zeggen: dit verstand leidt het geheel niet af uit de begrippen. Om de noodzakelijkheid van deze aansluiting van de vermogens van het discursieve verstand op de kenmerken van de natuur te kunnen denken, moeten we, volgens Kant, een intuïtief verstand denken waarin deze aansluiting noodzakelijk is en dit idee mag geen tegenspraak bevatten, zodat het “geheel als doel” en de verklaring vanuit de delen naast elkaar kunnen bestaan.30 Het gaat hem niet om de mogelijkheid van een dergelijk verstand aan te tonen, maar te laten zien dat ons discursieve verstand ons naar dit idee leidt en dit niet uitmondt in een tegenspraak. Het menselijke verstand gaat noodzakelijk discursief te werk, maar om de verbinding tussen de menselijke faculteiten en natuurlijke verschijnselen te denken, moeten we het idee van een intuïtief verstand postuleren. Het is tevens van belang om er bij stil te staan dat Kant niet beweert dat we het bestaan van een intuïtief verstand direct kunnen afleiden uit de verschijnselen die in de waarneming zijn gegeven of dat dit intuïtieve verstand ‘echt bestaat, zoals andere objecten in de wereld bestaan’.

De conclusie van Kant in zijn derde kritiek komt er op neer dat de

mogelijkheidsvoorwaarde van het discursieve verstand, de bovenzintuiglijke eenheid van mechanistische en organicistische verklaringswijzen, zelf geen object van kennis is. Dit is te rijmen met Kants opvattingen over de begrenzingen van kennis in zijn eerste kritiek, de Kritik der reinen Vernunft. In dit werk beweert hij dat er oneigenlijke toepassingen van de categorieën van het verstand bestaan die resulteren in “transcendentale illusie”. Deze illusie komt tot stand als de categorieën van het verstand worden toegepast op iets dat

[...]


1 Deze scriptie zal alleen op de werken van de vroege Duitse romantici ingaan. De vroege Duitse romantiek (waaronder Karl Wilhelm Friedrich (von) Schlegel (1772-1829) en Georg Friedrich Philipp Freiherr von Hardenberg (1772-1801) behoren) moet onderscheiden worden van de late Duitse romantiek (waaronder bijvoorbeeld E.T.A. Hoffmann (1776-1822) en Clemens Brentano (1778-1842) geschaard kunnen worden). De aard van de verschillen en overeenkomsten tussen de vroege en Duitse romantiek zijn complex en vallen buiten het bereik van deze scriptie. Met het oog op het leesgemak zal ik de formulering ‘de romantici’ of ‘de romantiek’ gebruiken wanneer ik het over de vroege romantici of de vroege romantiek heb, tenzij anders aangegeven en mits dit geen onduidelijkheden veroorzaakt.

2 Isaiah Berlin, The Roots of Romanticism: TheM.W. Mellon Lectures in theFine Mrts, 1965, edited by Henry Hardy (London: Chatto & Windus, 1999), p. 37-38.

3 Frederick Beiser plaatst de filosofische bijdragen van Friedrich Hölderlin (1770-1843) en Novalis nadrukkelijk binnen deze context in zijn overzichtswerk van deze periode. Zie: Frederick c. Beiser, German Idealism: The Struggle Mgainst Subjectivism, 1781-1801 (Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press, 2002).

4 Ibid, p. 349-351.

5 Voor een beknopt overzicht van Novalis’ leven en werken, zie: Dennis F. Mahoney, Friedrich von Hardenberg (Novalis) (Stuttgart: Verlag J.B. Metzeier, 2001).

6 Sceptisch in de zin dat Novalis, volgens Frank, van mening was dat er geen sprake kan zijn van absoluut gefundeerde kennis en dat alle filosofische pogingen om dit fundament voor eens en altijd vast te stellen tevergeefs zijn: “But in the works of the early German romantics, ‘absolute knowledge’ becomes replaced by an absolute ‘not-knowing’ and the result is a skeptical basis for philosophizing.” (Manfred Frank, The Philosophical Foundations of Early Gemían Romanticism, translated by Elizabeth MiMn-Zaibert (Albany: State University of New York Press, 2004), p.

56.)

7 “It was through the intellectual intuition of aesthetic experience, they believed, that reason could perceive the infinite in the finite, the absolute in its appearance, or the macrocosm in the microcosm.” (Frederick c. Beiser, The Romantic Imperative: The Concept of Early German Romanticism (Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press, 2003), p. 61.) Beiser ontkent niet dat de romantici een groot belang hechtten aan gevoelens, maar in zijn lezing staan gevoelens altijd in dienst van redelijke doeleinden. Beiser erkent dat kunst een sterk gevoelsmatig component heeft, maar de rede en het gevoel staan in een hiërarchische relatie tot elkaar: “They argued that while philosophy cannot stimulate action nor religion convince reason, art has the power to inspire US to act according to reason.” (Ibid., p. 95.) Het beeld dat Beiser schetst wordt nog iets complexer als we Beisers bewering dat de romantici Kants opvatting van de autonomie van de kunst deelden in achting nemen. (Ibid., p. 41.) Beiser integreert deze twee ogenschijnlijk tegengestelde kunstwaarderingen (intrinsiek en extrensiek) door te stellen dat schoonheid een manifestatie van het goede is. (Ibid., p. 40.) Deze bewering ligt in het verlengde van Beisers Platoonse lezing van de romantici.

8 Mijn benadering heeft overeenkomsten met die van Klaus Geppert, die aan de hand van enkele aspecten van het Bildungsbegrip tot een meer systematische weergave van Novalis verhouding tot dit begrip poogt te komen: “Obgleich Novalis keine geschlossene Theorie der Bildung entwickelt hat, enthält sein dichterisches und philosophisches Werk eine nicht geringe Anzahl von Aussagen über das Wesen der Bildung, die eine Analyse des zugrundeliegenden Bildungsbegriffs nahelegen.” (Klaus Geppert, Oie Theorie der Bildung im Werk des Novalis, Europäische Hochschulschriften, Reihe XI, Pädagogik, Bd. 42 (Frankfurt am Main: Peter Lang, 1977), p. 263.) Geppert interpreteert Novalis’ Bildungsbegrip vanuit een Platoonse lens. Dit plaatst hem dichter bij de lezing van Beiser dan die van Frank. (Ibid., p. 23.) In plaats van Novalis’ conceptualisering te plaatsen binnen een schema van een emanatie van en een terugkeer naar God, zoals Geppert dat doet, behandel ik Novalis als een denker met een metafysica met een meer onafhankelijk karakter. In plaats hem door de lens van Plato te lezen probeer ik Novalis’ metafysische veronderstellingen in hun eigenheid te reconstrueren.

9 De dichter is tegelijkertijd een denker: “The separation into poet and thinker is only apparent— and to the disadvantage of both—It is a sign of sickness—and of a sickly constitution.” (Novalis, Notes for a Romantic Encyclopaedia: Das Nllgemeine Brouillon, translated, edited and with an introduction by David W. Wood, SUNY series, Intersections: Philosophy and Critical Theory (Albany: State University of New York Press, 2007), p. 132.)

10 Beiser wijst echter wel op het belang van Bildung voor de romantici: “It is no exaggeration to say that Bildung, the education of humanity, was the central goal, the highest aspiration, of the early romantics.” (Beiser, The Romantic Imperative, p. 88.) Beiser verbindt deze opmerking met zijn rationalistische lezing van de romantici door, in de eerder aangehaalde passage, te steken dat kunst aanmoedigt om te handelen naar de principes van de rede. (Ibid., p. 95.)

11 Novalis formuleert in de Geistliche Veder de organistische beschouwing van de wereld als volgt: “Einst ist ales Leib,/Е/я Leib,/In himmlichem Blute/Schwimmt das selige Paar. (Novalis, Werke in eine?)! Band, herausgegeben von Hans-Joachim Mahl und Richard Samuel, kommentiert von Hans-Joachim Simm unter Mitwirkung von Agathe Jais (München: Carl Hanser Verlag, 1999)., p. 189.) Novalis trekt in deze passage een parallel tussen de wereld en een lichaam. In een lichaam staan alle delen in interactie met elkaar, net zoals de organen in een menselijk lichaam eikaars functies ondersteunen en gesgtmelijk de instandhouding van het organisme mogelijk maken.

12 Beiser, The Romantic Imperative, p. 79.

13 Mahoney, Friedrich von Hardenberg (Novalis), p. 12-16.

14 Ibid., p. 35.

15 Novalis, geciteerd in: ibid., p. 34-35.

16 “That is5 Kant's philosophical task is not just a matter of ‘compelling’ sensibility and understanding to act as ‘witnesses’: reason stands before its own tribunal, too, and must give account of itself.” (Garrath Williams, “Kant’s Account of Reason,” in The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Spring2014 Edition), ed. Edward N. Zalta, http://plato.stanford.edu/entries/kant- reason/ (geraadpleegd 16 oktober 2015).)

17 Ik zal citeren uit de Boom-editie, met een verwijzing naar de Ukademie-rtiusgabe tussen haakjes. Voor deze passage, zie: Immanuel Kant, Kritiek van het oordeelsvermogen, ten geleide, vertaling & annotaties door Jabik Veenbaas & Willem Visser (Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2009), p. 310 (AA 409).

18 Ibid, p. 271-272 (AA 373).

19 Ibid, p. 312-313 (AA 411-412).

20 Ibid, p. 313 (AA 412).

21 Ibid, p. 308 (AA 407).

22 Idem (AA 407).

23 Idem (AA 408).

24 Ibid, p. 306 (AA 406).

25 Ibid, p. 307 (AA 406).

26 Ibid, p. 306 (AA 406).

27 Idem (AA 406).

28 Ibid, p. 307 (AA 407).

29 Idem (AA 406).

30 Ibid, p. 309 (AA 408).

Excerpt out of 30 pages

Details

Title
“Leichtes Streben, schwebend leben”. Een meer integratieve lezing van Novalis’ oeuvre aan de hand van diens Bildungsconcept
College
Utrecht University
Grade
9/10
Author
Year
2015
Pages
30
Catalog Number
V367272
ISBN (eBook)
9783668459083
ISBN (Book)
9783668459090
File size
537 KB
Language
Dutch
Keywords
Novalis, Bildung, Kant, Fichte, eenheid, Romantiek, antropologie, cultuurgeschiedenis, poëzie, Romanticism, unity, anthropology, cultural history, poetry, philosophy, philosophical anthropology, metaphysics, metafysica, duality, dualiteit, Bildungsroman, Germany, 18th century
Quote paper
Peter van Belkom (Author), 2015, “Leichtes Streben, schwebend leben”. Een meer integratieve lezing van Novalis’ oeuvre aan de hand van diens Bildungsconcept, Munich, GRIN Verlag, https://www.grin.com/document/367272

Comments

  • No comments yet.
Read the ebook
Title: “Leichtes Streben, schwebend leben”. Een meer integratieve lezing van Novalis’ oeuvre aan de hand  van diens Bildungsconcept



Upload papers

Your term paper / thesis:

- Publication as eBook and book
- High royalties for the sales
- Completely free - with ISBN
- It only takes five minutes
- Every paper finds readers

Publish now - it's free