SLI - Een uitleg over specifieke taalontwikkelingsstoornis


Trabajo de Seminario, 2005

15 Páginas, Calificación: 1,3


Extracto


Inhoud

1. Inleiding

2. SLI
2.1 Definitie
2.2 Classificatie

3. Kernsymptomen van SLI
3.1 Fonologie en fonetiek
3.2 Pragmatiek en semantiek
3.3 Morfosyntaxis

4. Verklaringsmodellen

5. Samenvattende discussie, verdergaand onderzoek

6. Literatuuroverzicht

1. Inleiding

Stoornissen in de taalontwikkeling kunnen in het kader van primaire stoornisbeelden optreden, zoals door organische, mentale of emotionele schaden. Als dat niet het geval is heeft men te maken met specifieke taalontwikkelingsstoornissen, met SLI.

Deze patholinguïstische scriptie wil zich bezighouden met het fenomeen van SLI – specific language impairment. Voor het eerst zal daarvoor een definitie van die taalontwikkelingsstoornis gegeven en vervolgens twee classificaties gerepresenteerd worden. Op die basis zal een omgrenzing van het moeilijke en verschillende oorzaken en symptomen alomvattende vakterm SLI worden gemaakt en tegelijkertijd gewezen worden op de problematiek die daarbij bestaat.

Verder zal een korte overzicht over de kernsymptomen van SLI op de linguïstische deelgebieden fonologie en fonetiek, semantiek en pragmatiek als ook morfologie en syntaxis volgen. Terwijl over de eerste twee niveau’s alleen maar een kort overzicht wordt gegeven, staan morfosyntactische problemen op de voorgrond. Daarbij zullen, als het ter zake kan dienen, voorbeelden uit verschillende talen aan de orde komen, wel met nadruk op het Nederlands. Een wezenlijke reden daarvoor bestaat er in het feit dat SLI met name door taalvergelijkende onderzoeksmethoden werd en wordt wetenschappelijk bestudeerd.

Ter afronding zullen tenslotte twee grammaticale hypothesen respectievelijk verklaringsmodellen ten opzichte van problemen vooral op morfosyntactisch niveau uitgelegd en gediscussiëerd worden. Afsluitend zal een kritische samenvatting worden gegeven en een blik in nodige toekomst-onderzoeken plaats vinden.

2. SLI

SLI (specific language impairment), in het Nederlands specifieke taalontwikkelingsstoornis, is een verschijnsel dat volgens diverse onderzoekers of 1%[1] of wel soms 7%[2] van de kinderen heeft. Omdat die percentsgewijse indeling tamelijk sterk van elkaar afwijkt al naargelang het begrip over SLI qua definitie- en classificatiecriteria, zal voor het eerst een definitie worden gegeven om te weten, waarover het de scriptie heeft als er spraak is van deze taalontwikkelingsstoornis. Daarop volgt een overzicht over twee classificaties.

2.1 Definitie

Als die term al zegt gaat SLI[3] over een stoornis die specifiek de taalontwikkeling betreft en die “niet aantoonbaar het gevolg is van een andere primaire stoornis”[4] zoals bijvoorbeeld anatomische problemen met het gehoor of met spraakorganen of neurologische, maar ook mentale of emotionele problemen – dus een term om aan te geven dat het hier specifiek om een taalprobleem gaat.

Deze definitie levert veel moelijkheden op omdat SLI op die manier alleen maar negatief gedefiniëerd is door uitsluiting, door te zeggen, wat oorzaken en symptomen er niet bijhooren. Dat is problematisch ten opzichte van de diverse hoeveelheid die daardoor erbij kan behooren en niet noodzakelijk een congruente groep beeldt. Dat wederom heeft te maken met de variatie van de aard van taalstoornis of –achterstand: terwijl een kind vooral problemen op morfologisch terrein heeft, kan een ander kind wel goed vervoegen maar heeft bijvoorbeeld syntactische problemen qua woordvolgorde. SLI kan dus gevolg op een verschillende aantal van taalniveau’s hebben waarbij ook de omvang van de symptomatiek op elke gebied kan variëren.

Om die reden, en omdat niet overeenstemming bestaat, vanaf welke graad iemand tot SLI wordt gerekend of niet, want “because of individual differences in rate of language development, it may not always be easy to distinguish between a delay that represents a normal child at the bottom end of the normal distribution, and a child who is geniunely impaired”[5], bestaat er ook geen duidelijk getal over het voorkomen van deze taalstoornis. Bovendien lossen veel taalontwikkelingsstoornissen op tussen de leeftijd van 5 tot 6 jaar.[6]

Belangrijk voor het onderzoek over SLI is de crosslinguïstische methode, waar gegevens over taalstoornissen van zoveel talen als mogelijk worden verzameld. Daarbij kwam tot voorschijn, dat de symptomen van SLI van taal tot taal al naarmate de opbouw van de respectieve taal verschillen, tevens maar ook overeenstemmende foutenpatronen werden gevonden. Zo zijn er problemen met grammaticale morfemen in iedere taal, maar welke morfemen moeilijk zijn, wijkt af van taal tot taal.[7]

Wel duidelijk is echter, dat er meer jongens dan meisjes ervan betrokken zijn, waarbij de verhouding daarbij een op drie of vier is.[8] Dit is een wel opvallend verhouding en kan het vermoeden laten opperen dat het hierbij om een aangeboren afwijking gaat. Ondersteuning vindt deze vermoeding door een familie in Engeland, waar de helft van alle familieleden een taalstoornis bleek te hebben. Maar daarover en over ons taalvermogen over het algemeen is nog te weinig onderzoek worden gedaan.

2.2 Classificatie

Zo problematisch respectievelijk vaag en onprecies de negatiefdefinitie van SLI is, zo moeilijk is het ook om die reden een classificatie voor SLI op te stellen. Nog steeds bestaat er geen algemeen standaard over EEN classificatie wat niet is te verwonderen gezien het feit, dat er niet eens overeenstemming van selectiecriteria heerst. Een classificatie zou wel belangrijk zijn voor wetenschappelijk onderzoek en ook vooral voor het vervaardigen van een diagnose.[9]

Een belang- en invloedrijke classificatie, die nog niet algemeen geaccepteerd wordt maar ten opzichte van de inleiding van vaaktermen grondleggend was, werd opgesteld door Rapin & Ellen in 1983. Zij deelden SLI in klinische subtypen zoals verbale auditieve agnosie (woorddoofheid), semantisch-pragmatisch syndroom, verbale dyspraxie (articulatie), fonologisch-syntactisch syndroom en lexicaal-syntactisch syndroom in.

Meer overeenstemming heerst bij de iets meer algemeen gehoudene classificatie van Van der Lely uit 1993, die onderscheid maakt tussen semantisch-pragmatisch, fonologisch, grammaticaal en genetisch SLI-type. Samenvattend kan worden concludeerd dat tot nu toe “the subtypes that have been most widely accepted are verbal dyspraxia, the phonological-syntactic type (often named a morphosyn­tactic disorder, sometimes accompanied by verbal dyspraxia) and the seman­tic-pragmatic type (Fletcher, 1991; Van der Lely, 1994)”[10].

[...]


[1] Zie Silva (1987) bij Jong (1997), p. 2.

[2] Zie Leonard (1998), p. 3.

[3] Voor een overzicht over de ontwikkeling van die vakterm en een historisch beknopt overzicht van SLI zie Leonard (1998), p. 5-8 of Jong (1999), p. 6-15.

[4] Jong (1997), p. 1.

[5] Fletcher (1999), p. 364.

[6] Zie aldaar. Hij verwijst op een studie van Bishop en Edmundson (1987), waar de helft van de 87 vierjarige kinderen met SLI anderhalf jaar later geen taalstoornissen meer toonden.

[7] Als het onderwerp van een zin en het werkwoord met elkaar overeen moeten komen, zoals in het Nederlands of in het Duits, dan gaat het met de vervoeging vaak mis. Voor Italiaanse SLI-kinderen blijken die veel minder een obstakel, terwijl ze weer wel moeite hebben met andere, kleine werkwoorddeeltjes. Verder worden er meer fouten in de woordvolgorde gemaakt als een taal niet die congruentie tussen onderwerp en werkwoord heeft, zoals in het Zweeds. Zie Jong (1997), p. 6. Voor meer crosslinguïstisch onderzoek naar het Engels, het Grieks en het Japans zie Fletcher (1999), pp. 355-359.

[8] Zie Fletcher (1999), p. 349.

[9] Kauschke verdedigt de mening dat de stoornisbeelden van SLI altijd individueel moeten worden beschreven omdat er bijna nooit een „1:1-Beziehung zwischen Ursache und Symptomatik vorliegt (d.h. gleiche Symptome können bei unterschiedlichen Ursachen auftreten, gleichzeitig ist eine bestimmte Ursache nicht zwangsläufig mit einer homogenen Symptomatik gekoppelt)“. Kauschke (2000), p. 1. In zoverre lijkt het belang van een classificatie van SLI obsoleet. Volgens mij lijkt een SLI-classificatie als grove richtlijn voor diagnosedoelen wel functioneel en belangrijk te zijn.

[10] Jong (1999), p. 16.

Final del extracto de 15 páginas

Detalles

Título
SLI - Een uitleg over specifieke taalontwikkelingsstoornis
Universidad
Free University of Berlin  (Institut Deutsche und Niederländische Philologie)
Curso
Psycholinguistik
Calificación
1,3
Autor
Año
2005
Páginas
15
No. de catálogo
V54880
ISBN (Ebook)
9783638499842
ISBN (Libro)
9783638752053
Tamaño de fichero
448 KB
Idioma
Neerlandés
Palabras clave
Psycholinguistik
Citar trabajo
Hanka Loos (Autor), 2005, SLI - Een uitleg over specifieke taalontwikkelingsstoornis, Múnich, GRIN Verlag, https://www.grin.com/document/54880

Comentarios

  • visitante el 28/11/2007

    Informationen.

    Hallo,

    ich möchte gern wissen ob es auch Informationen gibt über die genetische Probleme. über was man die Eltern fragen soll, zu sehen ob das Kind ja oder nein SLI hat.

    Danke.

Leer eBook
Título: SLI - Een uitleg over specifieke taalontwikkelingsstoornis



Cargar textos

Sus trabajos académicos / tesis:

- Publicación como eBook y libro impreso
- Honorarios altos para las ventas
- Totalmente gratuito y con ISBN
- Le llevará solo 5 minutos
- Cada trabajo encuentra lectores

Así es como funciona